Dinsdag 12 januari 2027
Lukas 1:30-33
"En de engel zeide tot haar: Vrees niet, Maria, want gij hebt genade bij God gevonden. En zie, gij zult bevrucht worden, en een Zoon baren, en zult Zijn naam heten JEZUS. Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden; en God, de Heere, zal Hem den troon van Zijn vader David geven. En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn."
"'Wees niet bang, Maria,' vervolgde de engel, 'God schenkt u zijn gunst. Luister: u zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen, en u moet hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en hij zal Zoon van de Allerhoogste worden genoemd. God de Heer zal hem de troon van zijn voorvader David geven; hij zal regeren over de nakomelingen van Jakob, voor altijd; aan zijn koningschap zal geen einde komen.'"
"Maar de engel zei tegen haar: 'Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.'"
"Maar de engel zei tegen haar: 'Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.'"
"Wees niet bang, Maria," zei de engel, "want God heeft besloten u heel bijzonder te zegenen. U zult zwanger worden en een zoon krijgen, die u de naam Jezus moet geven. Hij zal een groot man zijn en 'Zoon van de Allerhoogste God' worden genoemd. God, de Here, zal Hem de troon van Zijn voorvader David geven. Hij zal voor altijd over het volk Israël regeren en aan Zijn regering zal geen einde komen."
Overdenking van vandaag:
Angst. Het is overdonderend. Het is verlammend. Dus het is niet verwonderlijk dat één van de meest gebruikte opdrachten in de bijbel is, "Wees niet bang!" In oudere vertalingen is het soms vertaald met "Vrees niet!" Angst voor het onbekende, angst voor complicaties, angst voor dood en sterven, angst voor een persoon, angst voor een omstandigheid, angst voor het onbegrijpelijke en een heleboel andere angsten kunnen ons doen instorten in tijden van stress, gevaar en onzekerheid.
De grote helden van geloof werden geconfronteerd met momenten van angst. God leidde hen er doorheen. Jezus' komst gaat om het opzij zetten van zo veel van onze angsten, dus het is niet verwonderlijk dat de aankondiging van zijn geboorte zou komen met de opdracht aan Maria: "Wees niet bang!"
Als je reist met Jezus dit jaar, vraag God om de zekerheid van Jezus echt te maken in je leven en dat deze zekerheid de krachten van angst uit je hart wegduwt.
Gebed:
Geef me moed, Almachtige Vader, zodat angst mijn gedachten niet vertroebelt of mijn geloof verzwakt. Vul mij met uw zekerheid en laat Jezus de wolken van angst wegjagen. In de naam van Jezus uw Zoon en mijn overwinnende Heer, bid ik. Amen.
Contekst: Lukas 1:26-38
"En in de zesde maand werd de engel Gabriel van God gezonden naar een stad in Galilea, genaamd Nazareth; Tot een maagd, die ondertrouwd was met een man, wiens naam was Jozef, uit den huize Davids; en de naam der maagd was Maria. En de engel tot haar ingekomen zijnde, zeide: Wees gegroet, gij begenadigde; de Heere [is] met u; gij [zijt] gezegend onder de vrouwen. En als zij [hem] zag, werd zij zeer ontroerd over dit zijn woord, en overleide, hoedanig deze groetenis mocht zijn. En de engel zeide tot haar: Vrees niet, Maria, want gij hebt genade bij God gevonden. En zie, gij zult bevrucht worden, en een Zoon baren, en zult Zijn naam heten JEZUS. Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden; en God, de Heere, zal Hem den troon van Zijn vader David geven. En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn. En Maria zeide tot den engel: Hoe zal dat wezen, dewijl ik geen man bekenne? En de engel, antwoordende, zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom ook, dat Heilige, Dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden. En zie, Elizabet, uw nicht, is ook zelve bevrucht, met een zoon, in haar ouderdom; en deze maand is haar, die onvruchtbaar genaamd was, de zesde. Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn. En Maria zeide: Zie, de dienstmaagd des Heeren; mij geschiede naar uw woord. En de engel ging weg van haar."
"Toen Elisabet in haar zesde maand was, stuurde God de engel Gabriël naar Nazaret, een stad in Galilea, naar een jonge vrouw die aan een zekere Jozef uitgehuwelijkt was. Jozef stamde af van koning David. De vrouw heette Maria. De engel ging haar huis binnen en zei tegen haar: 'Ik groet u, u die de gunst van de Heer geniet, de Heer is met u.' Bij deze woorden raakte Maria in verwarring en zij vroeg zich af wat die woorden mochten betekenen. 'Wees niet bang, Maria,' vervolgde de engel, 'God schenkt u zijn gunst. Luister: u zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen, en u moet hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en hij zal Zoon van de Allerhoogste worden genoemd. God de Heer zal hem de troon van zijn voorvader David geven; hij zal regeren over de nakomelingen van Jakob, voor altijd; aan zijn koningschap zal geen einde komen.' Maria zei tegen de engel: 'Hoe zou dat kunnen? Want ik heb geen gemeenschap met een man.' De engel antwoordde haar: 'De heilige Geest zal over u komen, de kracht van de Allerhoogste zal u als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind aan God gewijd zijn en zijn Zoon worden genoemd. En luister: ook Elisabet, uw familielid, krijgt een zoon, op haar leeftijd nog. Ze is al in haar zesde maand, terwijl ze onvruchtbaar genoemd werd. Want voor God is niets onmogelijk.' En Maria zei: 'Ik zal de Heer dienen. Wat u gezegd hebt, laat dat met me gebeuren.' En de engel ging bij haar weg."
"In de zesde maand nu werd de engel Gabriel van God gezonden naar een stad in Galilea, genaamd Nazaret, tot een maagd, die ondertrouwd was met een man, genaamd Jozef, uit het huis van David, en de naam der maagd was Maria. En toen hij bij haar binnengekomen was, zeide hij: Wees gegroet, gij begenadigde, de Here is met u. Zij ontroerde bij dat woord en overlegde, welke de betekenis van die groet mocht zijn. En de engel zeide tot haar: Wees niet bevreesd, Maria; want gij hebt genade gevonden bij God. En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven. Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven, en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen. En Maria zeide tot de engel: Hoe zal dat geschieden, daar ik geen omgang met een man heb? En de engel antwoordde en zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden. En zie, Elisabet, uw verwante, is eveneens zwanger van een zoon in haar ouderdom en dit is reeds de zesde maand voor haar, die onvruchtbaar heette. Want geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen. En Maria zeide: Zie, de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord. En de engel ging van haar heen."
"In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in Galilea, naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Het meisje heette Maria. Gabriël ging haar huis binnen en zei: 'Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.' Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had. Maar de engel zei tegen haar: 'Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.' Maria vroeg aan de engel: 'Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad.' De engel antwoordde: 'De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God. Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap, want voor God is niets onmogelijk.' Maria zei: 'De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.' Daarna liet de engel haar weer alleen."
"Toen Elisabeth in haar zesde maand was, stuurde God de engel Gabriël naar Nazareth, een dorp in Galilea. Hij moest bij Maria zijn, een jonge vrouw die verloofd was met een zekere Jozef, die nog van koning David afstamde. Gabriël kwam bij haar binnen en zei: "Ik wens u vrede toe! U bent een gelukkige vrouw. De Here zij met u!" Maria raakte daardoor in de war en werd bang. Zij vroeg zich af wat hij bedoelde. "Wees niet bang, Maria," zei de engel, "want God heeft besloten u heel bijzonder te zegenen. U zult zwanger worden en een zoon krijgen, die u de naam Jezus moet geven. Hij zal een groot man zijn en 'Zoon van de Allerhoogste God' worden genoemd. God, de Here, zal Hem de troon van Zijn voorvader David geven. Hij zal voor altijd over het volk Israël regeren en aan Zijn regering zal geen einde komen." "Maar hoe kan ik een kind krijgen?" vroeg Maria. "Ik ben nog maagd." De engel antwoordde: "De Heilige Geest zal over u komen. U zult zwanger worden door de kracht van God. Daarom zal uw Kind heilig zijn en de Zoon van God worden genoemd. Ik heb nog meer nieuws. Het is over uw oude tante Elisabeth. U weet dat zij geen kinderen kon krijgen, maar nu verwacht zij een zoon. Zij is al in haar zesde maand. Voor God is niets onmogelijk. Wat Hij zegt, gebeurt." "Goed," zei Maria, "de Here mag met mij doen wat Hij wil. Ik hoop dat het zo zal gaan als u mij hebt gezegd." Daarop ging de engel weg."
Lees deze Wat Jezus deed in:
- Engels
Vorige Wat Jezus Deed
11 januari 2027 | Lukas 1:26-29 |
10 januari 2027 | Lukas 1:24-25 |
9 januari 2027 | Lukas 1:21-23 |
8 januari 2027 | Lukas 1:18-20 |
7 januari 2027 | Lukas 1:17 |
6 januari 2027 | Lukas 1:14-16 |
5 januari 2027 | Lukas 1:11-13 |
← Home