Vrijdag 25 december 2026
Johannes 21:4-7
"En als het nu morgenstond geworden was, stond Jezus op den oever; doch de discipelen wisten niet, dat het Jezus was. Jezus dan zeide tot hen: Kinderkens, hebt gij niet enige toespijs? Zij antwoordden Hem: Neen. En Hij zeide tot hen: Werpt het net aan de rechterzijde van het schip, en gij zult vinden. Zij wierpen het dan, en konden hetzelve niet meer trekken vanwege de menigte der vissen. De discipel dan, welken Jezus liefhad, zeide tot Petrus: Het is de Heere! Simon Petrus dan, horende, dat het de Heere was, omgordde het opperkleed (want hij was naakt), en wierp zichzelven in de zee."
"Het begon al dag te worden. Toen stond Jezus aan de oever, maar de leerlingen wisten niet dat hij het was. 'Hebben jullie misschien wat vis voor me?' vroeg Jezus hun. 'Nee,' antwoordden ze. 'Gooi het net dan aan stuurboord uit,' zei hij, 'dan zul je iets vangen.' Dat deden ze en ze konden het net niet meer binnenhalen, zoveel vissen zaten erin. De leerling van wie Jezus bijzonder veel hield, zei tegen Petrus: 'Het is de Heer!' Toen Simon Petrus hoorde dat het de Heer was, deed hij zijn bovenkleren aan die had hij uitgetrokken en sprong in het water."
"Toen het al ochtend werd, stond Jezus op de oever, al wisten de leerlingen niet dat het Jezus was. Hij riep: 'Hebben jullie soms iets te eten?' 'Nee, 'antwoordden ze. 'Gooi het net aan stuurboord uit, 'riep Jezus, 'dan lukt het wel.' Ze wierpen het net uit en er zat zo veel vis in dat ze het niet omhoog konden trekken. De leerling van wie Jezus hield zei tegen Petrus: 'Het is de Heer!' Zodra Simon Petrus dat hoorde, schortte hij zijn bovenkleed op–meer had hij niet aan–en sprong in het water."
"Toen het al ochtend werd, stond Jezus op de oever, al wisten de leerlingen niet dat het Jezus was. Hij riep: 'Hebben jullie soms iets te eten?' 'Nee, 'antwoordden ze. 'Gooi het net aan stuurboord uit, 'riep Jezus, 'dan lukt het wel.' Ze wierpen het net uit en er zat zo veel vis in dat ze het niet omhoog konden trekken. De leerling van wie Jezus hield zei tegen Petrus: 'Het is de Heer!' Zodra Simon Petrus dat hoorde, schortte hij zijn bovenkleed op–meer had hij niet aan–en sprong in het water."
"Toen het licht begon te worden, stond Jezus aan de oever van het meer. Maar Zijn discipelen herkenden Hem niet. Jezus riep: "Vrienden, hebben jullie iets te eten?" "Nee," antwoordden zij. "Gooi het net uit aan de rechterkant van de boot," riep Hij. "Dan hebben jullie meer resultaat." Dat deden zij. En zij vingen zoveel vis, dat ze het net niet eens aan boord konden krijgen. Johannes zei tegen Petrus: "Het is de Here." Toen Simon Petrus dat hoorde, trok hij vlug iets aan en sprong in het water."
Overdenking van vandaag:
Toen we kinderen waren, betekende het vroege opstaan op kerstochtend plezier! Voor de discipelen, was het ochtendgloren het einde van een harde en ontmoedigende nacht. Een nacht van werk en geen vis! De ochtend breekt aan en ze weten dat de nacht een verspilling is geweest en dat ze naar de vaste grond gaan met lege handen, moe en hongerig.
Toen gaf Jezus hen de verrassing: een grote vangst van vis en een ontbijt op het strand met hun opgestane Heer. Petrus was een visser. Jezus had Petrus geroepen met een grote vangst van vis. Jezus zal Petrus roepen om te dienen, opnieuw met een grote vangst van vis.
Maar het meest belangrijke op dit punt in het verhaal is: een visser krijgt zijn grootste vangst van vis ooit, maar laat het achter als niets voor de pure vreugde om in de aanwezigheid van zijn opgestane Heer te zijn. Petrus laat alles achter om bij Jezus te zijn! Hoe zit het met ons?
Gebed:
Vader, ik weet dat u God wilt zijn van mijn gehele leven. U wilt dat ik erken dat alles wat ik heb van u is en aan mij gegeven is door u om uw werk in de wereld te doen. Ik beken aan u, liefdevolle Vader, dat er een aantal dingen zijn die ik te strak vasthoud en niet zo vrij aan u geef voor uw werk zoals ik zou moeten doen. Help mij om afstand te doen van alles wat ik heb en dat ik ben voor u, zodat u mij meer volledig kunt gebruiken om uw werk in de wereld te doen door mij. In Jezus' naam bid ik. Amen.
Contekst: Johannes 21:1-14
"Na dezen openbaarde Jezus Zichzelven wederom den discipelen aan de zee van Tiberias. En Hij openbaarde Zich aldus: Er waren te zamen Simon Petrus, en Thomas, gezegd Didymus, en Nathanael, die van Kana in Galilea was, en de [zonen] van Zebedeus, en twee anderen van Zijn discipelen. Simon Petrus zeide tot hen: Ik ga vissen. Zij zeiden tot hem: Wij gaan ook met u. Zij gingen uit, en traden terstond in het schip; en in dien nacht vingen zij niets. En als het nu morgenstond geworden was, stond Jezus op den oever; doch de discipelen wisten niet, dat het Jezus was. Jezus dan zeide tot hen: Kinderkens, hebt gij niet enige toespijs? Zij antwoordden Hem: Neen. En Hij zeide tot hen: Werpt het net aan de rechterzijde van het schip, en gij zult vinden. Zij wierpen het dan, en konden hetzelve niet meer trekken vanwege de menigte der vissen. De discipel dan, welken Jezus liefhad, zeide tot Petrus: Het is de Heere! Simon Petrus dan, horende, dat het de Heere was, omgordde het opperkleed (want hij was naakt), en wierp zichzelven in de zee. En de andere discipelen kwamen met het scheepje (want zij waren niet verre van het land, maar omtrent tweehonderd ellen), slepende het net met de vissen. Als zij dan aan het land gegaan waren, zagen zij een kolenvuur liggen, en vis daarop liggen, en brood. Jezus zeide tot hen: Brengt van den vissen, die gij nu gevangen hebt. Simon Petrus ging op, en trok het net op het land, vol grote vissen, [tot] honderd drie en vijftig; en hoewel er zovele [waren], zo scheurde het net niet. Jezus zeide tot hen: Komt herwaarts, houdt het middagmaal. En niemand van de discipelen durfde Hem vragen: Wie zijt Gij? wetende, dat het de Heere was. Jezus dan kwam, en nam het brood, en gaf het hun, en den vis desgelijks. Dit was nu de derde maal, dat Jezus Zijn discipelen geopenbaard is, nadat Hij van de doden opgewekt was."
"Daarna verscheen Jezus nog eens aan zijn leerlingen, bij het meer van Tiberias. Die verschijning verliep zo. Daar waren bij elkaar: Simon Petrus, Tomas dat betekent Tweeling, Natanaël van Kana in Galilea, de twee zonen van Zebedeüs en nog twee andere leerlingen van Jezus. 'Ik ga vissen,' zei Simon Petrus tegen de anderen. 'Wij gaan met je mee,' antwoordden ze. Ze gingen aan boord, maar ze vingen die nacht niets. Het begon al dag te worden. Toen stond Jezus aan de oever, maar de leerlingen wisten niet dat hij het was. 'Hebben jullie misschien wat vis voor me?' vroeg Jezus hun. 'Nee,' antwoordden ze. 'Gooi het net dan aan stuurboord uit,' zei hij, 'dan zul je iets vangen.' Dat deden ze en ze konden het net niet meer binnenhalen, zoveel vissen zaten erin. De leerling van wie Jezus bijzonder veel hield, zei tegen Petrus: 'Het is de Heer!' Toen Simon Petrus hoorde dat het de Heer was, deed hij zijn bovenkleren aan die had hij uitgetrokken en sprong in het water. De andere leerlingen kwamen met de boot, het net met vissen achter zich aan trekkend. Ze waren niet ver van land, ongeveer honderd meter. Toen ze aan land stapten, zagen ze een houtskoolvuur met vis erop en brood. Jezus zei hun: 'Breng wat van de vis die je net hebt gevangen.' Simon Petrus ging aan boord en trok het net aan land; het zat vol grote vissen, honderddrieënvijftig stuks. Ondanks dat aantal was het net niet gescheurd. 'Kom eten!' zei Jezus tegen hen. Geen van zijn leerlingen durfde hem te vragen: 'Wie bent u?' Ze begrepen dat het de Heer was. Toen nam Jezus zelf het brood en gaf het hun, en hij gaf hun ook de vis. Dit was de derde keer dat Jezus aan zijn leerlingen verscheen na zijn opstanding uit de dood."
"Hierna openbaarde Jezus Zich opnieuw aan de discipelen bij de zee van Tiberias en Hij openbaarde Zich aldus. Daar waren bijeen Simon Petrus, Tomas, genaamd Didymus, Natanael van Kana in Galilea, de zonen van Zebedeus en nog twee van zijn discipelen. Simon Petrus zeide tot hen: Ik ga vissen. Zij zeiden tot hem: Wij gaan met u mede. Zij vertrokken en gingen scheep, en in die nacht vingen zij niets. Toen het reeds morgen werd, stond Jezus aan de oever; de discipelen wisten echter niet, dat het Jezus was. Jezus zeide tot hen: Kinderen, hebt gij ook enige toespijs? Zij antwoordden Hem: Neen. Hij nu zeide tot hen: Werpt uw net uit aan de rechterzijde van het schip en gij zult vinden. Zij wierpen het [net] uit en konden het niet meer trekken vanwege de menigte der vissen. Die discipel dan, dien Jezus liefhad, zeide tot Petrus: Het is de Here. Simon Petrus dan, toen hij hoorde, dat het de Here was, sloeg zijn opperkleed om, want hij was ongekleed, en wierp zich in zee; maar de andere discipelen kwamen met het schip, want zij waren niet ver van het land, slechts ongeveer tweehonderd el, en zij sleepten het net met de vissen. Toen zij dan aan land gekomen waren, zagen zij een kolenvuur liggen en vis daarop en brood. Jezus zeide tot hen: Brengt van de vissen, die gij thans gevangen hebt. Simon Petrus ging aan boord en sleepte het net aan land, vol grote vissen, honderd drieenvijftig; en hoewel er zovele waren, scheurde het net niet. Jezus zeide tot hen: Komt en houdt de maaltijd. Niemand van de discipelen durfde Hem de vraag stellen: Wie zijt Gij? Want zij wisten, dat het de Here was. Jezus kwam en Hij nam het brood en gaf het hun en evenzo de vis. Dit was reeds de derde maal, dat Jezus na zijn opwekking uit de doden Zich aan zijn discipelen geopenbaard heeft."
"Hierna verscheen Jezus weer aan de leerlingen, nu bij het Meer van Tiberias. Dat gebeurde als volgt. Bij het meer waren Simon Petrus en Tomas (dat betekent 'tweeling'), Natanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs en nog twee andere leerlingen. Petrus zei: 'Ik ga vissen.' 'Wij gaan met je mee, 'zeiden de anderen. Ze stapten in de boot, maar de hele nacht vingen ze niets. Toen het al ochtend werd, stond Jezus op de oever, al wisten de leerlingen niet dat het Jezus was. Hij riep: 'Hebben jullie soms iets te eten?' 'Nee, 'antwoordden ze. 'Gooi het net aan stuurboord uit, 'riep Jezus, 'dan lukt het wel.' Ze wierpen het net uit en er zat zo veel vis in dat ze het niet omhoog konden trekken. De leerling van wie Jezus hield zei tegen Petrus: 'Het is de Heer!' Zodra Simon Petrus dat hoorde, schortte hij zijn bovenkleed op–meer had hij niet aan–en sprong in het water. De andere leerlingen kwamen met de boot en sleepten het net vol vis achter zich aan. Ze waren niet ver van de oever, ongeveer tweehonderd el. Toen ze aan land kwamen zagen ze een vuurtje met vis erop en brood. Jezus zei: 'Breng ook wat van de vis die jullie net gevangen hebben.' Simon Petrus ging weer aan boord en trok het net aan land. Het zat vol grote vissen, welgeteld honderddrieënvijftig, en toch scheurde het niet. Jezus zei tegen hen: 'Kom, eet iets.' Geen van de leerlingen durfde hem te vragen wie hij was, ze begrepen dat het de Heer was. Jezus nam het brood en gaf hun ervan, en hij gaf hun ook vis. Dit was al de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verscheen nadat hij uit de dood was opgestaan."
"Hierna kwam Jezus nog een keer bij Zijn discipelen en dat was bij het meer van Tiberias. Het gebeurde als volgt. Simon Petrus, Thomas, Nathanaël uit Kana in Galilea, Jakobus en Johannes en nog twee andere discipelen waren daar bij elkaar. "Ik ga vissen," zei Simon Petrus. "Wij gaan mee," zeiden de anderen. Zij gingen naar het meer en voeren met de boot weg. Maar die hele nacht vingen zij niets. Toen het licht begon te worden, stond Jezus aan de oever van het meer. Maar Zijn discipelen herkenden Hem niet. Jezus riep: "Vrienden, hebben jullie iets te eten?" "Nee," antwoordden zij. "Gooi het net uit aan de rechterkant van de boot," riep Hij. "Dan hebben jullie meer resultaat." Dat deden zij. En zij vingen zoveel vis, dat ze het net niet eens aan boord konden krijgen. Johannes zei tegen Petrus: "Het is de Here." Toen Simon Petrus dat hoorde, trok hij vlug iets aan en sprong in het water. De anderen kwamen met de boot en sleepten het volle net mee. Zij waren maar honderd meter van de kant af. Toen zij aan wal stapten, zagen ze vis en brood op een houtskoolvuurtje. "Haal eens een paar van de vissen die jullie hebben gevangen," zei Jezus. Simon Petrus ging al en trok het volle net op de oever. Er zaten 153 vissen in en toch was het net niet gescheurd. "Kom," zei Jezus. "Laten wij gaan eten." Geen van de discipelen durfde te vragen wie Hij was, want zij wisten dat Hij de Here was. Jezus gaf hun brood en vis. Na Zijn terugkeer uit de dood was dit de derde keer dat Jezus bij Zijn discipelen kwam."
Lees deze Wat Jezus deed in:
- Engels
Vorige Wat Jezus Deed
24 december 2026 | Johannes 21:2-3 |
23 december 2026 | Johannes 21:1 |
22 december 2026 | Johannes 20:30-31 |
21 december 2026 | Johannes 20:29 |
20 december 2026 | Johannes 20:26-28 |
19 december 2026 | Johannes 20:24-25 |
18 december 2026 | Johannes 20:22-23 |
← Home