Donderdag 12 maart 2026
Johannes 4:25
"De vrouw zeide tot Hem: Ik weet, dat de Messias komt (Die genaamd wordt Christus); wanneer Die zal gekomen zijn, zo zal Hij ons alle dingen verkondigen."
"'Ik weet dat de Messias zal komen,' zei de vrouw.
"De vrouw zei: 'Ik weet wel dat de messias zal komen' (dat betekent 'gezalfde'), 'wanneer hij komt zal hij ons alles vertellen.'"
"De vrouw zei: 'Ik weet wel dat de messias zal komen' (dat betekent 'gezalfde'), 'wanneer hij komt zal hij ons alles vertellen.'"
"De vrouw zei: "Ik weet dat de Christus komt; Hij zal ons Gods boodschap precies vertellen."
Overdenking van vandaag:
Voor de tweede keer in het evangelie van Johannes vertelt een vrouw die bezig is met het lenigen van een alledaagse nood ons de waarheid over Jezus en zijn relatie met ons. De eerste was Maria bij het huwelijk: "Doe alles wat hij je zegt!" Deze keer is het de vrouw bij de put: "De Christus ... zal ons alles uitleggen." Wil je weten over aanbidding? Luister naar Jezus. Zoals zij op het punt staat te ontdekken, is Jezus de Messias, de Christus van God. Hij legt ons inderdaad alles uit. Zullen we luisteren? Zullen we volgen? Zullen we gehoorzamen?
Gebed:
Vader, geef me de zekerheid om te vertrouwen dat Jezus inderdaad alles uitlegt en de moed om te gehoorzamen. Zijn woorden zijn leven. Zijn waarheid is als onderhoud voor mijn ziel. Ik moet bekennen dat Jezus de Christus is, de beloofde Messias die naar Israël is gestuurd en naar de heidenen om ons naar u te leiden, God. Ik prijs u voor het sturen van uw Zoon voor mijn redding. Aanvaard mijn dank in de naam van Christus Jezus, mijn Heer. Amen.
Contekst: Johannes 4:1-26
"Als dan de Heere verstond, dat de Farizeen gehoord hadden, dat Jezus meer discipelen maakte en doopte dan Johannes; (Hoewel Jezus zelf niet doopte, maar Zijn discipelen), Zo verliet Hij Judea, en ging wederom heen naar Galilea. En Hij moest door Samaria gaan. Hij kwam dan in een stad van Samaria, genaamd Sichar, nabij het stuk land, hetwelk Jakob zijn zoon Jozef gaf. En aldaar was de fontein Jakobs. Jezus dan, vermoeid zijnde van de reize, zat alzo neder nevens de fontein. Het was omtrent de zesde ure. Er kwam een vrouw uit Samaria om water te putten. Jezus zeide tot haar: Geef Mij te drinken. (Want Zijn discipelen waren heengegaan in de stad, opdat zij zouden spijze kopen.) Zo zeide dan de Samaritaanse vrouw tot Hem: Hoe begeert Gij, Die een Jood zijt, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben? Want de Joden houden geen gemeenschap met de Samaritanen. Jezus antwoordde en zeide tot haar: Indien gij de gave Gods kendet, en Wie Hij is, Die tot u zegt: Geef Mij te drinken, zo zoudt gij van Hem hebben begeerd, en Hij zoude u levend water gegeven hebben. De vrouw zeide tot Hem: Heere! Gij hebt niet om mede te putten, en de put is diep; van waar hebt Gij dan het levend water? Zijt Gij meerder dan onze vader Jakob, die ons den put gegeven heeft, en hijzelf heeft daaruit gedronken, en zijn kinderen en zijn vee? Jezus antwoordde, en zeide tot haar: Een ieder, die van dit water drinkt, zal wederom dorsten; Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven. De vrouw zeide tot Hem: Heere, geef mij dat water, opdat mij niet dorste, en ik hier niet [moet] komen, om te putten. Jezus zeide tot haar: Ga heen, roep uw man, en kom hier. De vrouw antwoordde en zeide: Ik heb geen man. Jezus zeide tot haar: Gij hebt wel gezegd: Ik heb geen man. Want gij hebt vijf mannen gehad, en dien gij nu hebt, is uw man niet; dat hebt gij met waarheid gezegd. De vrouw zeide tot Hem: Heere, ik zie, dat Gij een profeet zijt. Onze vaders hebben op dezen berg aangebeden; en gijlieden zegt, dat te Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden. Jezus zeide tot haar: Vrouw, geloof Mij, de ure komt, wanneer gijlieden, noch op dezen berg, noch te Jeruzalem, den Vader zult aanbidden. Gijlieden aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten; want de zaligheid is uit de Joden. Maar de ure komt, en is nu, wanneer de ware aanbidders den Vader aanbidden zullen in geest en waarheid; want de Vader zoekt ook dezulken, die Hem [alzo] aanbidden. God is een Geest, en die Hem aanbidden, moeten [Hem] aanbidden in geest en waarheid. De vrouw zeide tot Hem: Ik weet, dat de Messias komt (Die genaamd wordt Christus); wanneer Die zal gekomen zijn, zo zal Hij ons alle dingen verkondigen. Jezus zeide tot haar: Ik ben het, Die met u spreek."
"De Farizeeën hoorden dat Jezus meer leerlingen maakte en doopte dan Johannes. Jezus doopte overigens niet zelf, maar zijn leerlingen. Toen Jezus vernam dat de Farizeeën dat gehoord hadden, verliet hij Judea en ging terug naar Galilea. Hij moest daarvoor door het gebied van Samaria. Onderweg kwam hij bij Sichar, een stad in Samaria, vlak bij het stuk land dat Jakob aan zijn zoon Jozef had gegeven. Daar lag ook de bron van Jakob. Jezus was vermoeid van de tocht en ging bij de bron zitten. Het was midden op de dag. Toen de leerlingen naar de stad waren om eten te kopen, kwam een Samaritaanse vrouw water putten. 'Geef mij wat drinken,' zei Jezus tegen haar. Ze zei: 'Hoe kunt u, een Jood, drinken vragen aan mij, een Samaritaanse vrouw?' Joden laten zich namelijk niet in met Samaritanen. Jezus antwoordde: 'Als u wist wat God geeft en wie het is die u om drinken vraagt, dan zou u hem erom gevraagd hebben en hij zou u levend water hebben gegeven.' 'Maar meneer,' zei de vrouw, 'u hebt niet eens een emmer en de put is diep. Waar wilt u dan levend water vandaan halen? Kunt u soms meer dan onze voorvader Jakob? Hij gaf ons deze put en dronk er zelf uit, en ook zijn zonen en zijn vee.' 'Wie van dat water drinkt, krijgt weer dorst,' zei Jezus, 'maar wie het water drinkt dat ik hem geef, zal nooit meer dorst hebben. Want het water dat ik hem geef, zal een bron in hem worden waaruit water opborrelt dat eeuwig leven geeft.' De vrouw zei: 'Geef mij van dat water, meneer. Dan krijg ik geen dorst meer en dan hoef ik hier niet meer te komen putten.' Toen zei Jezus: 'Ga uw man roepen en kom dan hier terug.' En ze zei: 'Ik heb geen man.' 'Ja,' zei Jezus, 'u zegt terecht dat u geen man hebt. Want u hebt vijf mannen gehad, en de man die u nu hebt, is uw man niet. Het is waar wat u zegt.' 'Meneer,' zei de vrouw, 'ik zie dat u een profeet bent. Onze voorouders hebben God op deze berg aanbeden, maar bij u zegt men dat in Jeruzalem de plek is waar men God moet aanbidden.' Jezus zei: 'Geloof mij, er komt een tijd dat u de Vader noch op deze berg noch in Jeruzalem zult aanbidden. Jullie aanbidden zonder te weten wat je aanbidt, maar wij aanbidden wat we kennen, want het heil komt van de Joden. Maar er komt een tijd en die is er al dat wie echt aanbidden, de Vader aanbidden in geest en waarheid. Want de Vader wil mensen die hem zo aanbidden. God is geest, en wie hem aanbidden, moeten hem aanbidden in geest en waarheid.' 'Ik weet dat de Messias zal komen,' zei de vrouw. (Messias betekent Christus.) 'Wanneer hij komt, zal hij ons alles bekendmaken.' Jezus antwoordde: 'Ik ben het, ik die met u spreekt.'"
"Toen nu de Here vernam, dat de Farizeeen gehoord hadden, dat Jezus meer discipelen maakte en doopte dan Johannes, (ofschoon Jezus niet zelf doopte, maar zijn discipelen) verliet Hij Judea en vertrok weder naar Galilea. En Hij moest door Samaria gaan. Hij kwam dan in een stad van Samaria, genaamd Sichar, dicht bij het veld, dat Jakob aan zijn zoon Jozef gegeven had; daar was de bron van Jakob. Jezus nu was vermoeid van de tocht en bleef zo bij de bron zitten; het was ongeveer het zesde uur. Er kwam een vrouw uit Samaria om water te putten. Jezus zeide tot haar: Geef Mij te drinken. Want zijn discipelen waren naar de stad gegaan om voedsel te kopen. De Samaritaanse vrouw dan zeide tot Hem: Hoe kunt Gij, als Jood, van mij, een Samaritaanse vrouw, te drinken vragen? Want Joden gaan niet om met Samaritanen. Jezus antwoordde en zeide tot haar: Indien gij wist van de gave Gods en wie het is, die tot u zegt: Geef Mij te drinken, gij zoudt het Hem gevraagd hebben en Hij zou u levend water hebben gegeven. Zij zeide tot Hem: Here, Gij hebt geen emmer en de put is diep; hoe komt Gij dan aan het levende water? Zijt Gij soms meer dan onze vader Jakob, die ons de put gegeven en zelf eruit gedronken heeft met zijn zonen en zijn kudden? Jezus antwoordde en zeide tot haar: Een ieder, die van dit water drinkt, zal weder dorst krijgen; maar wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven. De vrouw zeide tot Hem: Here, geef mij dit water, opdat ik geen dorst heb en niet hierheen behoef te gaan om te putten. Hij zeide tot haar: Ga heen, roep uw man en kom hier. De vrouw antwoordde en zeide: Ik heb geen man. Jezus zeide tot haar: Terecht zegt gij: ik heb geen man; want gij hebt vijf mannen gehad en die gij nu hebt, is uw man niet; hierin hebt gij de waarheid gesproken. De vrouw zeide tot Hem: Here, ik zie, dat Gij een profeet zijt. Onze vaderen hebben op deze berg aangebeden en gijlieden zegt, dat te Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden. Jezus zeide tot haar: Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden. Gij aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten, want het heil is uit de Joden; maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en in waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders; God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid. De vrouw zeide tot Hem: Ik weet, dat de Messias komt, die Christus genoemd wordt; wanneer die komt, zal Hij ons alles verkondigen. Jezus zeide tot haar: Ik, die met u spreek, ben het."
"Toen Jezus hoorde dat aan de Farizeeën verteld werd dat hij meer leerlingen maakte en er ook meer doopte dan Johannes –Jezus doopte overigens niet zelf, zijn leerlingen deden dat–, verliet hij Judea en ging weer naar Galilea. Daarvoor moest hij door Samaria heen. Zo kwam hij bij de Samaritaanse stad Sichar, dicht bij het stuk grond dat Jakob aan zijn zoon Jozef gegeven had, waar de Jakobsbron is. Jezus was vermoeid van de reis en ging bij de bron zitten; het was rond het middaguur. Toen kwam er een Samaritaanse vrouw water putten. Jezus zei tegen haar: 'Geef mij wat te drinken.' Zijn leerlingen waren namelijk naar de stad gegaan om eten te kopen. De vrouw antwoordde: 'Hoe kunt u, als Jood, mij om drinken vragen? Ik ben immers een Samaritaanse!' Joden gaan namelijk niet met Samaritanen om. Jezus zei tegen haar: 'Als u wist wat God wil geven, en wie het is die u om water vraagt, zou u hém erom vragen en dan zou hij u levend water geven.' 'Maar heer, 'zei de vrouw, 'u hebt geen emmer, en de put is diep–waar wilt u dan levend water vandaan halen? U kunt toch niet meer dan Jakob, onze voorvader? Hij heeft ons die put gegeven en er zelf nog uit gedronken, en ook zijn zonen en zijn vee.' 'Iedereen die dit water drinkt zal weer dorst krijgen, 'zei Jezus, 'maar wie het water drinkt dat ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Het water dat ik geef, zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.' 'Geef mij dat water, heer, 'zei de vrouw, 'dan zal ik geen dorst meer hebben en hoef ik ook niet meer hierheen te komen om water te putten.' Toen zei Jezus tegen haar: 'Ga uw man eens roepen en kom dan weer terug.' 'Ik heb geen man, 'zei de vrouw. 'U hebt gelijk als u zegt dat u geen man hebt, 'zei Jezus, 'u hebt vijf mannen gehad, en degene die u nu hebt is uw man niet. Wat u zegt is waar.' Daarop zei de vrouw: 'Nu begrijp ik, heer, dat u een profeet bent! Onze voorouders vereerden God op deze berg, en bij u zegt men dat in Jeruzalem de plek is waar God vereerd moet worden.' 'Geloof me, 'zei Jezus, 'er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. Jullie weten niet wat je vereert, maar wij weten dat wel; de redding komt immers van de Joden. Maar er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, hem aanbidt in Geest en in waarheid. De Vader zoekt mensen die hem zo aanbidden, want God is Geest, dus wie hem aanbidt, moet dat doen in Geest en in waarheid.' De vrouw zei: 'Ik weet wel dat de messias zal komen' (dat betekent 'gezalfde'), 'wanneer hij komt zal hij ons alles vertellen.' Jezus zei tegen haar: 'Dat ben ik, die met u spreekt.'"
"Jezus hoorde dat de Farizeeërs ervan op de hoogte waren dat Hij meer discipelen kreeg en meer mensen doopte dan Johannes. Jezus doopte overigens niet Zelf, maar Zijn discipelen deden dat. Daarom verliet Hij Judea en ging terug naar Galilea. Hij moest door Samaria en kwam in de stad Sichar in Samaria. Deze stad lag vlakbij het stuk land dat Jakob aan Jozef had gegeven en daar was ook de bron van Jakob. Jezus was moe van het lopen en rustte uit bij de bron; dat was omstreeks twaalf uur 's middags. Er kwam een Samaritaanse vrouw water putten. Jezus vroeg of zij Hem wat te drinken wilde geven. Hij was op dat moment alleen omdat Zijn discipelen naar de stad waren om eten te kopen. "Dat begrijp ik niet," zei de vrouw verbaasd. "Ik ben een Samaritaanse en U bent een Jood. Welke Jood vraagt een Samaritaanse nu iets te drinken?" Want Joden gaan niet met Samaritanen om. "Als u wist wat God geeft en Wie Ik ben Die u om water heeft gevraagd," antwoordde Jezus, "dan zou u Míj om water hebben gevraagd en Ik zou u levend water hebben gegeven." "Maar Here," zei zij. "U hebt geen kruik en de put is diep. Waar haalt U dat levende water dan vandaan? Bent U dan meer dan onze stamvader Jakob? Hij heeft deze put gegraven. En zijn zoons, zijn vee en hijzelf hebben er water uit gedronken." Jezus antwoordde: "Wie van het water uit deze put drinkt, krijgt weer dorst. Maar wie van het water drinkt dat Ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Dat water zal in hem als een fontein worden, waaruit eeuwig leven voortkomt." De vrouw zei: "Here, geef mij van dat water, dan zal ik nooit meer dorst krijgen en hier geen water meer hoeven te putten." Jezus zei: "Ga uw man eens halen." "Ik heb geen man," antwoordde de vrouw. "Dat is waar," zei Jezus. "U bent vijf keer getrouwd geweest en de man met wie u nu samenleeft, is uw man niet." "Here," zei de vrouw tegen Hem. "U moet een profeet zijn! Op welke plaats moeten wij God eigenlijk aanbidden? Hier op de berg Gerizim zoals onze voorouders altijd deden of in Jeruzalem zoals de Joden zeggen?" Jezus antwoordde: "Geloof Mij, er komt een tijd dat de mensen de Vader niet zullen aanbidden op de Gerizim en ook niet in Jeruzalem. U aanbidt blindelings, want u kent God niet. Wij weten wie wij aanbidden. Wij kennen God. De Redder van de wereld komt uit het Joodse volk. Het gaat er niet om wáár wij de Vader aanbidden, maar hóe wij Hem aanbidden. Echte aanbidding is geestelijk en zuiver. De Vader zoekt mensen die Hem zo aanbidden. God is Geest en wij kunnen Hem alleen aanbidden als onze aanbidding geestelijk en oprecht is." De vrouw zei: "Ik weet dat de Christus komt; Hij zal ons Gods boodschap precies vertellen." Jezus antwoordde haar: "Ik ben de Christus."
Lees deze Wat Jezus deed in:
- Engels
Vorige Wat Jezus Deed
11 maart 2026 | Johannes 4:24 |
10 maart 2026 | Johannes 4:23 |
9 maart 2026 | Johannes 4:21-22 |
8 maart 2026 | Johannes 4:19-20 |
7 maart 2026 | Johannes 4:16-18 |
6 maart 2026 | Johannes 4:15 |
5 maart 2026 | Johannes 4:13-14 |
← Home