Lees meer...

Gratis E-maildiensten!

Ontvang GRATIS dagelijks reflecties en meer via e-mail!

Dagelijkse Overdenking
Wat Jezus Deed
Dagelijks Christelijke Quote
Dagelijks Bijbelvers

 

Wat Jezus Deed

Donderdag 18 november 2027

 

Lukas 20:20-26

         
  • Statenvertaling
  • GNV
  • NBG 1951
  • NBV
  • Het Boek

"En zij namen [Hem] waar, en zonden verspieders uit, die zichzelven veinsden rechtvaardig te zijn; opdat zij Hem in [Zijn] rede vangen mochten, om Hem aan de heerschappij en de macht des stadhouders over te leveren. En zij vraagden Hem, zeggende: Meester, wij weten, dat Gij recht spreekt en leert, en den persoon niet aanneemt, maar den weg Gods leert in der waarheid. Is het ons geoorloofd den keizer schatting te geven, of niet? En Hij, hun arglistigheid bemerkende, zeide tot hen: Wat verzoekt gij Mij? Toont Mij een penning; wiens beeld en opschrift heeft hij? En zij, antwoordende, zeiden: Des keizers. En Hij zeide tot hen: Geeft dan den keizer, dat des keizers is, en Gode, dat Gods [is]. En zij konden Hem in [Zijn] woord niet vatten voor het volk; en zich verwonderende over Zijn antwoord, zwegen zij stil."

"De schriftgeleerden en opperpriesters besloten hun kans af te wachten. Ze stuurden handlangers op hem af om hem te betrappen op een of andere uitspraak; dan konden ze hem uitleveren aan het hoogste gezag, dat van de gouverneur. Deze mannen moesten zich voordoen als rechtvaardige mensen. Zo zeiden ze tegen Jezus: 'Meester, wij weten dat u bij alles wat u leert, rechtuit spreekt, zonder aanzien des persoons; u leert echt wat God van ons wil. Onze vraag is: mogen we aan de keizer belasting betalen of niet?' Maar hij doorzag hun bedoelingen en zei: 'Laat me eens een Romeinse munt zien. Wiens afbeelding en opschrift staan erop?' 'Van de keizer,' antwoordden ze. 'Geef dan de keizer wat de keizer toekomt, en God wat God toekomt,' zei hij. Ze konden hem op geen enkel woord vangen en dat ten overstaan van het volk. Ze waren verrast door zijn antwoord en zeiden niets meer."

"Ze hielden hem echter in de gaten en stuurden er spionnen op uit die zich als rechtvaardigen moesten voordoen, in de hoop hem op een onwettige uitspraak te betrappen, zodat ze hem konden uitleveren aan de overheid, aan het gezag van de prefect. Ze vroegen hem het volgende: 'Meester, we weten dat wat u zegt en leert juist is en dat u spreekt zonder aanzien des persoons, en dat u in alle oprechtheid onderricht geeft over de weg van God. Welnu, is het toegestaan belasting te betalen aan de keizer of niet?' Maar Jezus doorzag hun sluwe opzet en antwoordde: 'Laat mij eens een denarie zien. Van wie zijn de afbeelding en het opschrift op deze munt?' 'Van de keizer, 'antwoordden ze. Daarop zei hij tegen hen: 'Geef wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.' Ze slaagden er dus niet in om hem ten overstaan van het volk te betrappen op een onwettige uitspraak, en omdat ze geen raad wisten met zijn antwoord, deden ze er het zwijgen toe."

"Ze hielden hem echter in de gaten en stuurden er spionnen op uit die zich als rechtvaardigen moesten voordoen, in de hoop hem op een onwettige uitspraak te betrappen, zodat ze hem konden uitleveren aan de overheid, aan het gezag van de prefect. Ze vroegen hem het volgende: 'Meester, we weten dat wat u zegt en leert juist is en dat u spreekt zonder aanzien des persoons, en dat u in alle oprechtheid onderricht geeft over de weg van God. Welnu, is het toegestaan belasting te betalen aan de keizer of niet?' Maar Jezus doorzag hun sluwe opzet en antwoordde: 'Laat mij eens een denarie zien. Van wie zijn de afbeelding en het opschrift op deze munt?' 'Van de keizer, 'antwoordden ze. Daarop zei hij tegen hen: 'Geef wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.' Ze slaagden er dus niet in om hem ten overstaan van het volk te betrappen op een onwettige uitspraak, en omdat ze geen raad wisten met zijn antwoord, deden ze er het zwijgen toe."

"Daarom probeerden ze Hem iets te laten zeggen waarvoor de Romeinse gouverneur Hem gevangen kon nemen. Zij hielden Hem goed in de gaten en stuurden enkele handlangers op Hem af die zich voordeden als eerlijke, oprechte mensen. "Meester," zeiden die tegen Jezus, "wij weten dat U eerlijk bent. Wat U de mensen leert, is de waarheid. U laat Zich niet beïnvloeden door wat anderen denken, maar zegt ronduit wat God wil. Is het juist om de Romeinse keizer belasting te betalen of niet?" Hij had hen echter door en zei: "Laat me eens een geldstuk zien. Wiens afbeelding staat erop?" "Van de Romeinse keizer," antwoordden zij. "Welnu," zei Hij. "Geef de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt." Daar wisten ze niets op te zeggen. Hun plan om Hem in het bijzijn van de mensen op een woord te vangen, was op niets uitgelopen."

 

Overdenking van vandaag:

Is het niet interessant dat het openbare dienen van Jezus zeer vergelijkbaar eindigt met de manier waarop het begon - met mensen die verbaasd zijn over zijn leer. De slimsten en de besten proberen hem te vangen in sociale en religieuze conflicten. Maar Jezus' antwoorden zijn niet alleen verstandig, ze zijn ook waar. Zoek jouw antwoorden in hem en laat hem de twijfels en de vragen van je hart stillen.

 

Gebed:

Heilige God, help me alstublieft mijn antwoorden in Jezus te vinden als ik zoek naar uw waarheid. In Jezus' naam. Amen.

 

Contekst: Lukas 20:20-40

         
  • Statenvertaling
  • GNV
  • NBG 1951
  • NBV
  • Het Boek

"En zij namen [Hem] waar, en zonden verspieders uit, die zichzelven veinsden rechtvaardig te zijn; opdat zij Hem in [Zijn] rede vangen mochten, om Hem aan de heerschappij en de macht des stadhouders over te leveren. En zij vraagden Hem, zeggende: Meester, wij weten, dat Gij recht spreekt en leert, en den persoon niet aanneemt, maar den weg Gods leert in der waarheid. Is het ons geoorloofd den keizer schatting te geven, of niet? En Hij, hun arglistigheid bemerkende, zeide tot hen: Wat verzoekt gij Mij? Toont Mij een penning; wiens beeld en opschrift heeft hij? En zij, antwoordende, zeiden: Des keizers. En Hij zeide tot hen: Geeft dan den keizer, dat des keizers is, en Gode, dat Gods [is]. En zij konden Hem in [Zijn] woord niet vatten voor het volk; en zich verwonderende over Zijn antwoord, zwegen zij stil. En tot Hem kwamen sommigen der Sadduceen, welke tegensprekende [zeggen], dat er geen opstanding is, en vraagden Hem, Zeggende: Meester! Mozes heeft ons geschreven: Zo iemands broeder sterft, die een vrouw heeft, en hij sterft zonder kinderen, dat zijn broeder de vrouw nemen zal, en zijn broeder zaad verwekken. Er waren nu zeven broeders; en de eerste nam een vrouw, en hij stierf zonder kinderen. En de tweede nam die vrouw, en [ook] deze stierf zonder kinderen. En de derde nam dezelve [vrouw]; en desgelijks ook de zeven, en hebben geen kinderen nagelaten, en zijn gestorven. En ten laatste na allen stierf ook de vrouw. In de opstanding dan, wiens vrouw van dezen zal zij zijn? Want die zeven hebben dezelve tot een vrouw gehad. En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: De kinderen dezer eeuw trouwen, en worden ten huwelijk uitgegeven; Maar die waardig zullen geacht zijn die eeuw te verwerven en de opstanding uit de doden, zullen noch trouwen, noch ten huwelijk uitgegeven worden; Want zij kunnen niet meer sterven, want zij zijn den engelen gelijk; en zij zijn kinderen Gods, dewijl zij kinderen der opstanding zijn. En dat de doden opgewekt zullen worden, heeft ook Mozes aangewezen bij het doornenbos, als hij den Heere noemt den God Abrahams, en den God Izaks, en den God Jakobs. [God] nu is niet een God der doden, maar der levenden; want zij leven Hem allen. En sommigen der Schriftgeleerden, antwoordende, zeiden: Meester! Gij hebt wel gezegd. En zij durfden Hem niet meer iets vragen."

"De schriftgeleerden en opperpriesters besloten hun kans af te wachten. Ze stuurden handlangers op hem af om hem te betrappen op een of andere uitspraak; dan konden ze hem uitleveren aan het hoogste gezag, dat van de gouverneur. Deze mannen moesten zich voordoen als rechtvaardige mensen. Zo zeiden ze tegen Jezus: 'Meester, wij weten dat u bij alles wat u leert, rechtuit spreekt, zonder aanzien des persoons; u leert echt wat God van ons wil. Onze vraag is: mogen we aan de keizer belasting betalen of niet?' Maar hij doorzag hun bedoelingen en zei: 'Laat me eens een Romeinse munt zien. Wiens afbeelding en opschrift staan erop?' 'Van de keizer,' antwoordden ze. 'Geef dan de keizer wat de keizer toekomt, en God wat God toekomt,' zei hij. Ze konden hem op geen enkel woord vangen en dat ten overstaan van het volk. Ze waren verrast door zijn antwoord en zeiden niets meer. Er kwamen ook een paar Sadduceeën bij Jezus. Sadduceeën beweren dat er geen opstanding is. 'Meester,' zeiden ze, 'Mozes heeft ons het volgende voorgeschreven: Als een man sterft en zijn vrouw kinderloos achterlaat, moet zijn broer trouwen met de weduwe en voor nageslacht voor zijn broer zorgen. Nu waren er eens zeven broers. De oudste trouwde, maar stierf kinderloos. De tweede trouwde met de weduwe en toen de derde, ja alle zeven stierven kinderloos. Tenslotte stierf ook de vrouw. Onze vraag is nu: bij de opstanding, van wie zal zij dan de vrouw zijn? Want ze is van alle zeven de vrouw geweest!' 'In deze wereld trouwen mensen,' antwoordde Jezus, 'maar wie waardig gekeurd worden om deel te hebben aan de andere wereld en aan de opstanding uit de dood, trouwen niet. Ze sterven toch ook niet meer; ze zijn als de engelen. Ze zijn kinderen van God, omdat ze uit de dood zijn opgestaan. Maar dat de doden opstaan, geeft ook Mozes aan, in het verhaal van de braamstruik, waarin hij schrijft: de Heer, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. God is geen God van doden maar van levenden; want voor hem leven allen.' Enkelen van de schriftgeleerden zeiden: 'Dat hebt u goed gezegd, Meester!' Want ze durfden hem niets meer te vragen."

"En om Hem na te gaan zonden zij spionnen uit, die zich voordeden als vrome mensen, om Hem op een woord te vatten, ten einde Hem te kunnen overleveren aan het gezag en de beschikking van de stadhouder. En zij vroegen Hem en zeiden: Meester, wij weten, dat Gij rechtuit spreekt en leert en niemand naar de ogen ziet, maar in waarheid de weg Gods leert; is het ons geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet? Doch Hij doorzag hun sluwheid en zeide tot hen: Toont Mij een schelling; wiens beeldenaar en opschrift draagt hij? Zij zeiden: Van de keizer. En Hij zeide tot hen: Geeft dan de keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is. En zij konden tegenover het volk op geen woord van Hem vat krijgen. En zij verwonderden zich over zijn antwoord en hielden zich stil. En tot Hem kwamen enige der Sadduceeen, die ontkennen, dat er een opstanding is, en zij ondervroegen Hem, en zeiden: Meester, Mozes heeft ons voorgeschreven, indien iemands broeder getrouwd is en kinderloos sterft, dat dan zijn broeder de vrouw nemen moet en voor zijn broeder nakomelingschap verwekken. Nu waren er zeven broeders. En de eerste nam een vrouw en stierf kinderloos. En de tweede nam haar, en de derde, en zo alle zeven, en zij stierven zonder kinderen na te laten. Eindelijk stierf ook de vrouw. Die vrouw dan, van wie van hen zal zij in de opstanding de vrouw zijn? Want alle zeven hebben haar tot vrouw gehad. En Jezus zeide tot hen: De kinderen dezer eeuw huwen en worden ten huwelijk genomen, maar die waardig gekeurd zijn deel te verkrijgen aan die eeuw en aan de opstanding uit de doden, huwen niet en worden niet ten huwelijk genomen. Want zij kunnen niet meer sterven; immers, zij zijn aan de engelen gelijk en zij zijn kinderen Gods, omdat zij kinderen der opstanding zijn. Maar dat de doden opgewekt worden, heeft ook Mozes bij de braamstruik aangeduid, waar hij de Here noemt de God van Abraham en de God van Isaak en de God van Jakob. Hij is niet een God van doden, maar van levenden, want voor Hem leven zij allen. Enige van de schriftgeleerden antwoordden en zeiden: Meester, Gij hebt goed gesproken. Want zij durfden Hem niets meer vragen."

"Ze hielden hem echter in de gaten en stuurden er spionnen op uit die zich als rechtvaardigen moesten voordoen, in de hoop hem op een onwettige uitspraak te betrappen, zodat ze hem konden uitleveren aan de overheid, aan het gezag van de prefect. Ze vroegen hem het volgende: 'Meester, we weten dat wat u zegt en leert juist is en dat u spreekt zonder aanzien des persoons, en dat u in alle oprechtheid onderricht geeft over de weg van God. Welnu, is het toegestaan belasting te betalen aan de keizer of niet?' Maar Jezus doorzag hun sluwe opzet en antwoordde: 'Laat mij eens een denarie zien. Van wie zijn de afbeelding en het opschrift op deze munt?' 'Van de keizer, 'antwoordden ze. Daarop zei hij tegen hen: 'Geef wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.' Ze slaagden er dus niet in om hem ten overstaan van het volk te betrappen op een onwettige uitspraak, en omdat ze geen raad wisten met zijn antwoord, deden ze er het zwijgen toe. Enkele Sadduceeën, die ontkennen dat er een opstanding is, kwamen naar hem toe en vroegen hem: 'Meester, Mozes heeft ons het volgende voorgeschreven: als een gehuwd man sterft zonder dat zijn vrouw kinderen heeft gebaard, moet zijn broer met die vrouw trouwen en nakomelingen verwekken voor zijn broer. Nu waren er zeven broers. De eerste was gehuwd, maar stierf kinderloos; daarna trouwde de tweede broer met de vrouw en vervolgens de derde, en toen de andere broers, maar alle zeven waren ze kinderloos toen ze stierven. Ten slotte stierf ook de vrouw. Wiens vrouw is ze dan bij de opstanding? Alle zeven zijn ze immers met haar getrouwd geweest.' Jezus zei tegen hen: 'De kinderen van deze wereld huwen en worden uitgehuwelijkt, maar wie waardig bevonden is deel te krijgen aan de komende wereld en aan de opstanding van de doden, huwt niet en wordt niet uitgehuwelijkt. Zij kunnen ook niet meer sterven, want ze zijn als engelen en ze zijn kinderen van God omdat ze deel hebben aan de opstanding. Dat de doden opgewekt worden, dat heeft ook Mozes al duidelijk gemaakt in de tekst over de doornstruik, waar hij spreekt over de Heer als de God van Abraham en de God van Isaak en de God van Jakob. Hij is geen God van doden, maar van levenden, want voor hem zijn allen in leven.' Enkele schriftgeleerden zeiden: 'Meester, wat u zegt is juist.' En niemand durfde hem nog een vraag te stellen."

"Daarom probeerden ze Hem iets te laten zeggen waarvoor de Romeinse gouverneur Hem gevangen kon nemen. Zij hielden Hem goed in de gaten en stuurden enkele handlangers op Hem af die zich voordeden als eerlijke, oprechte mensen. "Meester," zeiden die tegen Jezus, "wij weten dat U eerlijk bent. Wat U de mensen leert, is de waarheid. U laat Zich niet beïnvloeden door wat anderen denken, maar zegt ronduit wat God wil. Is het juist om de Romeinse keizer belasting te betalen of niet?" Hij had hen echter door en zei: "Laat me eens een geldstuk zien. Wiens afbeelding staat erop?" "Van de Romeinse keizer," antwoordden zij. "Welnu," zei Hij. "Geef de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt." Daar wisten ze niets op te zeggen. Hun plan om Hem in het bijzijn van de mensen op een woord te vangen, was op niets uitgelopen. Wat later kwamen enkele Sadduceeërs naar Hem toe. Volgens hun leer bestaat er geen opstanding uit de dood. "Meester," zeiden ze, "in de wet van Mozes staat dat als een man sterft zonder kinderen na te laten, zijn broer met de weduwe moet trouwen. Hun kinderen zullen dan wettelijk van de gestorven man zijn, om zijn naam te laten voortbestaan. Nu weten wij van een familie met zeven broers. De oudste trouwde en stierf zonder kinderen na te laten. Zijn broer trouwde met de weduwe en hij stierf ook. Er waren nog steeds geen kinderen. En zo ging het verder. De een na de ander trouwde met de vrouw en stierf zonder kinderen na te laten. Tenslotte stierf de vrouw ook. Nu is onze vraag: Wie zal bij de opstanding uit de dood haar man zijn? Want ze is met alle zeven getrouwd geweest." Jezus antwoordde: "Trouwen is iets voor de mensen van deze wereld. Maar de mensen die het waard zijn in Gods nieuwe wereld te komen, zullen opstaan uit de dood. In die nieuwe wereld zullen zij niet meer trouwen. Zij kunnen niet meer sterven. Wat dat betreft lijken zij op engelen. Zij zijn zonen van God; zonen die uit de dood zijn opgestaan. Dat de doden weer levend worden, staat overigens duidelijk in de boeken van Mozes. Als hij vertelt hoe hij God in die brandende braamstruik zag, spreekt hij over 'de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob'. De Here is niet de God van mensen die dood zijn, maar van mensen die leven. God beschouwt ze allemaal als levend." "Dat hebt U goed gezegd, Meester," merkte een godsdienstleraar op. Van toen af durfde niemand Jezus nog iets te vragen."

 

Lees deze Wat Jezus deed in:
- Engels

 

Vorige Wat Jezus Deed

17 november 2027 Lukas 20:17-19
16 november 2027 Lukas 20:14-16
15 november 2027 Lukas 20:9-13
14 november 2027 Lukas 20:1-8
13 november 2027 Lukas 19:45-48
12 november 2027 Lukas 19:41-44
11 november 2027 Lukas 19:36-40
 

Home