Maandag 8 november 2027
Lukas 19:15-19
"En het geschiedde, toen hij wederkwam, als hij het koninkrijk ontvangen had, dat hij zeide, dat die dienstknechten tot hem zouden geroepen worden, wien hij het geld gegeven had; opdat hij weten mocht, wat een iegelijk met handelen gewonnen had. En de eerste kwam, en zeide: Heer, uw pond heeft tien ponden daartoe gewonnen. En hij zeide tot hem: Wel, gij goede dienstknecht, dewijl gij in het minste getrouw zijt geweest, zo heb macht over tien steden. En de tweede kwam, en zeide: Heer, uw pond heeft vijf ponden gewonnen. En hij zeide ook tot dezen: En gij, wees over vijf steden."
"Toen de edelman tot koning was gekroond, keerde hij terug. Meteen liet hij de dienaars aan wie hij het geld gegeven had, bij zich roepen: hij wilde weten wat voor zaken elk van hen gedaan had. De eerste kwam en zei: Majesteit, met uw zilverstuk heb ik er tien bijverdiend. Uitstekend gedaan, je bent een goed dienaar, antwoordde de koning. Omdat je een kleine som goed hebt beheerd, krijg je het bestuur over tien steden. Majesteit, zei de tweede, met uw zilverstuk heb ik er vijf bijverdiend. Jij krijgt het bestuur over vijf steden, antwoordde de koning hem. De"
"Bij zijn terugkeer, toen hij het koningschap had ontvangen, liet hij de dienaren aan wie hij het geld had gegeven bij zich roepen om te vernemen wat ze met handeldrijven hadden verdiend. De eerste kwam en zei: "Heer, uw geld heeft het tienvoudige opgeleverd." Zijn meester zei: "Voortreffelijk, je bent een goede dienaar. Omdat je betrouwbaar bent geweest in iets zeer gerings verleen ik je het bestuur over tien steden." De tweede kwam zeggen: "Uw geld, heer, heeft het vijfvoudige opgebracht." Tegen hem zei hij: "Jij krijgt het bestuur over vijf steden."
"Bij zijn terugkeer, toen hij het koningschap had ontvangen, liet hij de dienaren aan wie hij het geld had gegeven bij zich roepen om te vernemen wat ze met handeldrijven hadden verdiend. De eerste kwam en zei: "Heer, uw geld heeft het tienvoudige opgeleverd." Zijn meester zei: "Voortreffelijk, je bent een goede dienaar. Omdat je betrouwbaar bent geweest in iets zeer gerings verleen ik je het bestuur over tien steden." De tweede kwam zeggen: "Uw geld, heer, heeft het vijfvoudige opgebracht." Tegen hem zei hij: "Jij krijgt het bestuur over vijf steden."
"Nadat hij tot koning was gekroond, kwam hij in zijn land terug. Hij riep de mannen aan wie hij het geld had gegeven, bij zich. Hij wilde weten wat ze ermee hadden gedaan en hoeveel winst ze hadden gemaakt. De eerste had enorme winst gemaakt. Wel tien keer het bedrag dat hij had gekregen. 'Fantastisch!' riep de koning uit. 'Je bent een goede medewerker. Je hebt het weinige dat ik je heb toevertrouwd, goed beheerd. Ik maak je gouverneur over tien steden.' De volgende man had ook veel winst gemaakt. Vijf keer het bedrag dat hij had gekregen. 'Prima', zei de koning. 'Jij wordt gouverneur over vijf steden.'"
Overdenking van vandaag:
Dit zijn aangename woorden om te horen! Een andere vertaling zegt, "Uitstekend gedaan, mijn goede dienaar!" God verlangt ernaar om ons zijn zegen en lof te geven. Hij toonde ons dit bij de doop van zijn Zoon, "Jij bent mijn geliefde Zoon, en ik ben blij met je."
God vergeet niet onze daden die gedaan zijn ter ere van hem en hij ziet altijd de inspanningen die gemaakt zijn in ons rentmeesterschap. Dus weet dat zelfs wanneer niemand anders jouw inspanningen ter ere van God merkt, jij er zeker van kan zijn dat hij ze ziet en dat hij verheerlijkt is.
Gebed:
Vader, laat alles wat ik doe u vreugde, eer en lof brengen. Dank u dat u mij geruststelt dat mijn inspanningen om u te eren niet tevergeefs zijn. In Jezus' naam bid ik. Amen.
Contekst: Lukas 19:11-27
"En als zij dat hoorden, voegde Hij daarbij, en zeide een gelijkenis; omdat Hij nabij Jeruzalem was, en [omdat] zij meenden, dat het Koninkrijk Gods terstond zou openbaar worden. Hij zeide dan: Een zeker welgeboren man reisde in een ver [gelegen] land, om voor zichzelven een koninkrijk te ontvangen, en [dan] weder te keren. En geroepen hebbende zijn tien dienstknechten, gaf hij hun tien ponden, en zeide tot hen: Doet handeling, totdat ik kome. En zijn burgers haatten hem, en zonden hem gezanten na, zeggende: Wij willen niet, dat deze over ons koning zij. En het geschiedde, toen hij wederkwam, als hij het koninkrijk ontvangen had, dat hij zeide, dat die dienstknechten tot hem zouden geroepen worden, wien hij het geld gegeven had; opdat hij weten mocht, wat een iegelijk met handelen gewonnen had. En de eerste kwam, en zeide: Heer, uw pond heeft tien ponden daartoe gewonnen. En hij zeide tot hem: Wel, gij goede dienstknecht, dewijl gij in het minste getrouw zijt geweest, zo heb macht over tien steden. En de tweede kwam, en zeide: Heer, uw pond heeft vijf ponden gewonnen. En hij zeide ook tot dezen: En gij, wees over vijf steden. En een ander kwam, zeggende: Heer, zie [hier] uw pond, hetwelk ik in een zweetdoek weggelegd had; Want ik vreesde u, omdat gij een straf mens zijt; gij neemt weg, wat gij niet gelegd hebt, en gij maait, wat gij niet gezaaid hebt. Maar hij zeide tot hem: Uit uw mond zal ik u oordelen, gij boze dienstknecht! Gij wist, dat ik een straf mens ben, nemende weg, wat ik niet gelegd heb, en maaiende, wat ik niet gezaaid heb. Waarom hebt gij dan mijn geld niet in de bank gegeven, en ik, komende, had hetzelve met woeker mogen eisen? En hij zeide tot degenen, die bij hem stonden: Neemt dat pond van hem weg, en geeft het dien, die de tien ponden heeft. En zij zeiden tot hem: Heer, hij heeft tien ponden. Want ik zeg u, dat een iegelijk, die heeft, zal gegeven worden; maar van degene, die niet heeft, van dien zal genomen worden ook wat hij heeft. Doch deze mijn vijanden, die niet hebben gewild, dat ik over hen koning zoude zijn, brengt [ze] hier, en slaat ze [hier] voor mij dood."
"Jezus vertelde de mensen die naar hem luisterden, nog een gelijkenis. Want hij was nu dicht bij Jeruzalem en ze dachten dat het koninkrijk van God wel gauw werkelijkheid zou worden. Dit zei hij: 'Een edelman vertrok naar een ver land om tot koning gekroond te worden en daarna weer naar huis terug te keren. Hij riep tien van zijn dienaars en gaf hun ieder een zilverstuk ter waarde van een pond. Doe er zaken mee zolang ik weg ben, zei hij. Maar de mensen van zijn land haatten hem en stuurden een afvaardiging achter hem aan met de boodschap: Wij willen niet dat deze man koning over ons wordt. Toen de edelman tot koning was gekroond, keerde hij terug. Meteen liet hij de dienaars aan wie hij het geld gegeven had, bij zich roepen: hij wilde weten wat voor zaken elk van hen gedaan had. De eerste kwam en zei: Majesteit, met uw zilverstuk heb ik er tien bijverdiend. Uitstekend gedaan, je bent een goed dienaar, antwoordde de koning. Omdat je een kleine som goed hebt beheerd, krijg je het bestuur over tien steden. Majesteit, zei de tweede, met uw zilverstuk heb ik er vijf bijverdiend. Jij krijgt het bestuur over vijf steden, antwoordde de koning hem. De derde zei: Majesteit, hier is uw zilverstuk; ik heb het veilig weggestopt in een doek. Want ik was bang voor u, omdat u een streng man bent. U neemt wat u niet hebt uitgezet, u maait wat u niet hebt gezaaid. De koning antwoordde hem: Jij bent een slecht dienaar, je veroordeelt jezelf met je eigen woorden. Je wist, dat ik een streng man ben, dat ik neem wat ik niet heb uitgezet, dat ik maai wat ik niet heb gezaaid? Waarom heb je mijn geld dan niet naar de bank gebracht? Dan had ik bij mijn terugkomst het er met rente af kunnen halen! En hij beval zijn mannen: Neem hem zijn zilverstuk af, en geef het de man die er tien heeft. Majesteit, zeiden ze, die heeft er toch al tien! De koning zei: Ik zeg jullie: aan wie heeft, zal gegeven worden en wie niet heeft, hem zal worden afgenomen zelfs wat hij heeft! Maar zij die mij niet als koning wilden, mijn vijanden, breng ze hier en dood ze voor mijn ogen.'"
"Toen zij daarnaar luisterden, sprak Hij nog een gelijkenis uit, omdat Hij dicht bij Jeruzalem was en zij meenden, dat het Koninkrijk Gods terstond openbaar zou worden. Hij zeide dan: Een man van hoge geboorte trok naar een ver land om voor zich de koninklijke waardigheid in ontvangst te nemen en [daarna] terug te keren. En hij riep tien van zijn slaven en gaf hun tien ponden en zeide tot hen: Drijft handel, totdat ik terugkom. Doch zijn burgers haatten hem en zonden hem een gezantschap achterna met de boodschap: Wij willen niet, dat deze koning over ons wordt. En het geschiedde, toen hij terugkwam, nadat hij de koninklijke waardigheid verkregen had, dat hij die slaven, aan welke hij het geld gegeven had, bij zich liet roepen om te weten, wat ieder met zijn handel bereikt had. En de eerste verscheen en zeide: Heer, uw pond heeft tien ponden winst gemaakt. En hij zeide tot hem: Voortreffelijk, goede slaaf; omdat gij in het minste getrouw geweest zijt, heb gezag over tien steden. De tweede kwam en zeide: Uw pond, heer, heeft vijf ponden opgebracht. Hij zeide ook tot hem: En gij, wees heer over vijf steden. En de volgende kwam en zeide: Heer, hier is uw pond, dat ik in een doek weggeborgen en bewaard heb. Want ik was bang voor u, omdat gij een streng mens zijt; gij neemt weg wat gij niet hebt uitgezet en gij maait wat gij niet gezaaid hebt. Hij zeide tot hem: Uit uw eigen mond zal ik u oordelen, slechte slaaf. Gij wist, dat ik een streng mens ben, die wegneemt wat ik niet heb uitgezet en maai wat ik niet gezaaid heb. Waarom hebt gij dan mijn geld niet bij de bank gegeven? Dan zou ik het bij mijn komst met rente opgevraagd hebben. En hij zeide tot degenen, die bij hem stonden: Neemt hem het pond af en geeft het hem, die de tien ponden heeft. En zij zeiden tot hem: Heer, hij heeft al tien ponden. Ik zeg u, aan een ieder, die heeft, zal gegeven worden, en hem, die niet heeft, zal ontnomen worden ook wat hij heeft. Doch die vijanden van mij, die niet wilden, dat ik over hen koning werd, brengt hen hier en slacht ze voor mijn ogen."
"Aan de mensen die stonden te luisteren, vertelde hij nog een gelijkenis, aangezien hij nu dicht bij Jeruzalem was en zij dachten dat het koninkrijk van God nu spoedig zou aanbreken. Hij zei: 'Een man van voorname afkomst ging op reis naar een ver land om het koningschap in ontvangst te nemen en dan terug te keren. Hij riep tien van zijn dienaren bij zich, gaf elk van hen honderd drachme en zei tegen hen: "Ga daarmee handeldrijven terwijl ik weg ben." Maar zijn landgenoten haatten hem en stuurden afgevaardigden achter hem aan met de boodschap: "We willen niet dat die man koning over ons wordt!" Bij zijn terugkeer, toen hij het koningschap had ontvangen, liet hij de dienaren aan wie hij het geld had gegeven bij zich roepen om te vernemen wat ze met handeldrijven hadden verdiend. De eerste kwam en zei: "Heer, uw geld heeft het tienvoudige opgeleverd." Zijn meester zei: "Voortreffelijk, je bent een goede dienaar. Omdat je betrouwbaar bent geweest in iets zeer gerings verleen ik je het bestuur over tien steden." De tweede kwam zeggen: "Uw geld, heer, heeft het vijfvoudige opgebracht." Tegen hem zei hij: "Jij krijgt het bestuur over vijf steden." Toen kwam de derde dienaar, die zei: "Heer, hier is uw geld, ik heb het in een doek voor u bewaard. Ik was bang voor u, omdat u een streng man bent die terugvordert wat hij niet heeft gestort en oogst wat hij niet heeft gezaaid." Zijn meester zei tegen hem: "Je bent een slechte dienaar, met je eigen woorden zal ik je veroordelen! Je wist dat ik een streng man ben en terugvorder wat ik niet heb gestort en oogst wat ik niet heb gezaaid? Waarom heb je mijn geld dan niet bij de bank in bewaring gegeven? Dan had ik het bij mijn terugkeer met rente kunnen opvorderen." En tegen degenen die erbij stonden zei hij: "Neem hem de honderd drachme af en geef ze aan de knecht die het tienvoudige verworven heeft." Ze zeiden tegen hem: "Heer, hij heeft al het tienvoudige!" "Ik zeg jullie: wie heeft zal nog meer krijgen; maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft worden ontnomen. En die vijanden van mij die niet wilden dat ik koning over hen werd, breng hen hier en dood ze voor mijn ogen."'"
"Omdat Jezus niet ver meer van Jeruzalem was, dachten velen dat de bevrijding van Israël nu wel vlug zou komen. Daarom vertelde Jezus een gelijkenis. "Een edelman werd weggeroepen naar een ver land om tot koning te worden gekroond. Na de kroning zou hij weer terugkomen. Voordat hij vertrok, riep hij tien van zijn medewerkers bij zich. Hij gaf ieder van hen tien goudstukken om daarmee handel te drijven. Maar er waren mensen in zijn land die een hekel aan hem hadden. Die stuurden een delegatie achter hem aan met de mededeling dat ze in opstand waren gekomen. Ze zouden hem niet als koning erkennen. Nadat hij tot koning was gekroond, kwam hij in zijn land terug. Hij riep de mannen aan wie hij het geld had gegeven, bij zich. Hij wilde weten wat ze ermee hadden gedaan en hoeveel winst ze hadden gemaakt. De eerste had enorme winst gemaakt. Wel tien keer het bedrag dat hij had gekregen. 'Fantastisch!' riep de koning uit. 'Je bent een goede medewerker. Je hebt het weinige dat ik je heb toevertrouwd, goed beheerd. Ik maak je gouverneur over tien steden.' De volgende man had ook veel winst gemaakt. Vijf keer het bedrag dat hij had gekregen. 'Prima', zei de koning. 'Jij wordt gouverneur over vijf steden.' Maar de derde man bracht alleen maar het geld terug waarmee hij was begonnen. 'Ik heb het in een doek gedaan en goed bewaard', zei hij. 'Ik was bang dat ik mijn winst aan u zou moeten afdragen. U bent immers een hard man. U neemt wat u niet hebt verdiend. U laat anderen voor u werken.' De koning antwoordde: 'Ben ik hard? Nu, dat zul je dan ook merken! Je bent een slechte medewerker. Als je zo goed weet hoe ik ben, waarom heb je het geld dan niet op de bank gezet? Dan zou ik het nog met rente hebben teruggekregen.' Tegen de lijfwacht zei hij: 'Neem hem het geld af en geef het aan de man die de meeste winst heeft gemaakt.' 'Maar koning', antwoordden ze, 'die heeft toch al genoeg.' 'Ja', zei de koning, 'zo is het nu eenmaal. Wie veel heeft, krijgt er meer bij. Wie weinig heeft, raakt ook dat beetje nog kwijt. En breng nu mijn vijanden, die in opstand zijn gekomen, hier en dood hen voor mijn ogen!"
Lees deze Wat Jezus deed in:
- Engels
Vorige Wat Jezus Deed
7 november 2027 | Lukas 19:11-14 |
6 november 2027 | Lukas 19:10 |
5 november 2027 | Lukas 19:8-9 |
4 november 2027 | Lukas 19:6-7 |
3 november 2027 | Lukas 19:1-5 |
2 november 2027 | Lukas 18:42-43 |
1 november 2027 | Lukas 18:40-41 |
← Home