Donderdag 21 november 2024
Markus 14:68
"Maar hij heeft het geloochend, zeggende: Ik ken [Hem] niet, en ik weet niet wat gij zegt. En hij ging buiten in de voorzaal, en de haan kraaide."
"Maar hij ontkende het: 'Wat zeg jij nou? Ik weet niet, ik begrijp niet waar je het over hebt.' En hij verliet de binnenplaats en ging naar het voorplein."
"Maar hij ontkende dat en zei: 'Ik weet niet waar je het over hebt, ik begrijp echt niet wat je bedoelt.' Hij ging naar buiten, naar het voorportaal, en er kraaide een haan.
"Maar hij ontkende dat en zei: 'Ik weet niet waar je het over hebt, ik begrijp echt niet wat je bedoelt.' Hij ging naar buiten, naar het voorportaal, en er kraaide een haan.
"Maar Petrus schudde zijn hoofd en zei: "Welnee, ik weet niet over wie u het hebt!" Hij liep weg naar de poort. Op dat moment kraaide een haan."
Overdenking van vandaag:
Petrus beweert dat hij de Heer niet kent de eerste keer, net zoals Jezus gewaarschuwd had dat Petrus dat zou doen. Volgens de aanwijzing kraaide de haan en het lijkt alsof God probeert de ziel van Petrus een standvastigheid te geven of dat God hem wil herinneren aan zijn falen dat zojuist begonnen is.
Zoals de verzen die volgen tonen, ontwaakt Petrus niet uit zijn afwezigheid. Hij vervolgt de ingeslagen weg van ontkenning en afstoting dat begon in de hof van Getsemane. Hoeveel keer hebben wij gevangen gezeten in de verleiding van de zonde of de spiraal van geestelijke zwakte en niet geluisterd naar de waarschuwing van de Heer en hebben we niet zijn weg van ontsnapping gevolnden?
Gebed:
God, vergeef me dat ik niet luisterde naar uw waarschuwingen, dat ik niet mijn moed verzameld heb, dat ik niet gevraagd heb voor de kracht van uw Geest en dat ik niet uw weg van ontsnapping gevolgd heb. Geef mij kracht door uw Geest en open mijn ogen zodat ik uw weg kan zien in tijden van verleiding en zonden. In Jezus naam. Amen.
Contekst: Markus 14:66-72
"En als Petrus beneden in de zaal was, kwam een van de dienstmaagden des hogepriesters; En ziende Petrus zich warmende, zag zij hem aan, en zeide: Ook gij waart met Jezus den Nazarener. Maar hij heeft het geloochend, zeggende: Ik ken [Hem] niet, en ik weet niet wat gij zegt. En hij ging buiten in de voorzaal, en de haan kraaide. En de dienstmaagd, hem wederom ziende, begon te zeggen tot degenen, die daarbij stonden: Deze is een van die. Maar hij loochende het wederom. En een weinig daarna, die daarbij stonden, zeiden wederom tot Petrus: Waarlijk, gij zijt een van die; want gij zijt ook een Galileer, en uw spraak gelijkt. En hij begon [zichzelven] te vervloeken en te zweren: Ik ken dezen Mens niet, Dien gij zegt. En de haan kraaide de tweede maal; en Petrus werd indachtig het woord, hetwelk Jezus tot hem gezegd had: Eer de haan tweemaal gekraaid zal hebben, zult gij Mij driemaal verloochenen. En hij, [zich] van daar makende, weende."
"Intussen zat Petrus beneden op de binnenplaats. Een van de dienstmeisjes van de hogepriester kwam voorbij, en toen ze Petrus zag die zich bij het vuur stond te warmen, keek ze hem aan en zei: 'Jij was ook bij die Jezus van Nazaret!' Maar hij ontkende het: 'Wat zeg jij nou? Ik weet niet, ik begrijp niet waar je het over hebt.' En hij verliet de binnenplaats en ging naar het voorplein. Toen het dienstmeisje hem daar zag, begon ze opnieuw tegen de anderen daar te zeggen: 'Dat is ook een van hen!' Maar weer ontkende hij. Even later zeiden ook de mensen die daar stonden: 'Jij bent wel degelijk een van hen. Je komt immers ook uit Galilea.' Maar Petrus begon te zweren: 'God mag me straffen als ik de man ken over wie jullie het hebben.' Onmiddellijk kraaide de haan voor de tweede maal. Toen herinnerde hij zich Jezus' woorden: 'Nog vóór de haan voor de tweede maal kraait, zul je driemaal beweren dat je mij niet kent.' En hij barstte in tranen uit."
"En terwijl Petrus beneden in de hof was, kwam daar een der slavinnen van de hogepriester. En toen zij Petrus zag, terwijl hij zich warmde, keek zij hem aan en zeide tot hem: Ook gij waart bij die Nazarener, bij Jezus! Maar hij loochende het en zeide: Ik weet niet en begrijp niet, wat gij zegt. En hij ging naar buiten, naar het voorportaal. En toen de slavin hem in het oog kreeg, begon zij opnieuw tot de omstanders te zeggen: Die man behoort tot hen. Maar hij loochende het wederom. En even later zeiden de omstanders weer tot Petrus: Inderdaad, gij behoort tot hen; want gij zijt ook een Galileeer. Maar hij begon zich te vervloeken en te zweren: Ik ken die mens niet, over wie gij spreekt. En terstond kraaide de haan voor de tweede maal. En Petrus herinnerde zich het woord, dat Jezus tot hem gesproken had: Eer de haan tweemaal gekraaid heeft, zult gij Mij driemaal verloochenen. En hij begon te wenen."
"Terwijl Petrus beneden op de binnenplaats was, kwam een van de dienstmeisjes van de hogepriester voorbij. Toen ze Petrus bij het vuur zag zitten, keek ze hem aan en zei: 'Jij was ook bij die Jezus van Nazaret!' Maar hij ontkende dat en zei: 'Ik weet niet waar je het over hebt, ik begrijp echt niet wat je bedoelt.' Hij ging naar buiten, naar het voorportaal, en er kraaide een haan. Toen het meisje hem daar weer zag, zei ze opnieuw, nu tegen de omstanders: 'Hij is een van hen!' Maar hij ontkende het weer. En algauw zeiden ook de omstanders tegen Petrus: 'Je bent wel degelijk een van hen, jij komt immers ook uit Galilea.' Maar hij begon te vloeken en zwoer: 'Ik ken die man over wie jullie het hebben niet!' En meteen kraaide de haan voor de tweede keer. En Petrus herinnerde zich dat Jezus tegen hem gezegd had: 'Voordat een haan tweemaal heeft gekraaid, zul je mij driemaal verloochenen.' En toen hem dat te binnen schoot, begon hij te huilen."
"Petrus zat nog steeds op de binnenplaats. Een dienstmeisje van de hogepriester zag hem bij het vuur zitten. "Hé!" zei zij en keek hem eens goed aan. "U was toch ook bij die man uit Nazareth, bij die Jezus?" Maar Petrus schudde zijn hoofd en zei: "Welnee, ik weet niet over wie u het hebt!" Hij liep weg naar de poort. Op dat moment kraaide een haan. Het meisje zag hem gaan. Ze liep hem achterna en zei tegen de mensen die in de poort stonden: "Die man hoort bij Jezus." Petrus zei weer dat het niet waar was. Even later begonnen de mensen in de poort er zelf over. "U bent wèl een discipel van Jezus," zeiden zij tegen Petrus. "Het is duidelijk te horen dat u uit Galilea komt." Hij begon te vloeken en te tieren en beweerde bij hoog en bij laag dat hij Jezus niet kende. "Ik ken die Man niet," zei hij. Hij had dit nog maar net gezegd of de haan kraaide voor de tweede keer. Toen schoot hem te binnen wat Jezus had gezegd: "Voor de haan twee keer heeft gekraaid, zul je drie keer hebben gezegd dat je Mij niet kent." Toen hij zich realiseerde wat hij had gedaan, barstte hij in tranen uit."
Lees deze Wat Jezus deed in:
- Engels
Vorige Wat Jezus Deed
20 november 2024 | Markus 14:66-67 |
19 november 2024 | Markus 14:65 |
18 november 2024 | Markus 14:63-64 |
17 november 2024 | Markus 14:61-62 |
16 november 2024 | Markus 14:60-61 |
15 november 2024 | Markus 14:57-59 |
14 november 2024 | Markus 14:55-56 |
← Home