Woensdag 29 juli 2026
Johannes 11:5-6
"Jezus nu had Martha, en haar zuster, en Lazarus lief. Als Hij dan gehoord had, dat hij krank was, toen bleef Hij [nog] twee dagen in de plaats, waar Hij was."
"Jezus had Marta, haar zuster en Lazarus lief. Maar toen hij van Lazarus' ziekte gehoord had, bleef hij toch nog twee dagen in de plaats waar hij was."
"Jezus hield veel van Marta en haar zuster, en van Lazarus. Maar toen hij gehoord had dat Lazarus ziek was, bleef hij toch nog twee dagen waar hij was."
"Jezus hield veel van Marta en haar zuster, en van Lazarus. Maar toen hij gehoord had dat Lazarus ziek was, bleef hij toch nog twee dagen waar hij was."
"Hoewel Jezus veel van Martha, Maria en Lazarus hield, maakte Hij geen aanstalten naar hen toe te gaan."
Overdenking van vandaag:
De meesten van ons kennen de lange donkere nacht van de ziel wanneer het lijkt alsof God weg is en onze gebeden niet meer zijn dan verspilde adem. God reageert niet wanneer wij willen dat hij reageert. Zijn uitstel van handelen lijkt liefdeloos.
Wij kunnen ons verlaten voelen en niet geliefd door de God van wie wij afhankelijk zijn en voor wie wij proberen te leven. Ik zeg niet dat ik het hoe of zelfs het waarom van dat soort tijden begrijp. Ze zijn zo verschillend als wij zelf zijn. Het mysterie van Gods handelen in die tijden is alleen bekend bij hem.
Maar wel weet ik drie dingen. Ten eerste dat wij het in alle eerlijkheid uit kunnen roepen tot en onze diepste teleurstellingen kunnen delen met onze Vader -- tenslotte gaf hij onze vele Psalmen waarin precies dat wordt gedaan. Ten tweede weet ik uit dit verhaal dat de schijnbare afwezigheid van de Heer niet voortkomt uit een gebrek aan liefde voor ons. Ten derde weet ik dat Jezus uiteindelijk in ons en door ons heen zal overwinnen
Gebed:
Vader van glorie en macht, geef me alstublieft kracht om het hoofd te bieden aan die momenten waarop u afwezig lijkt te zijn. Ik bid dat nu. Wilt u uw aanwezigheid alstublieft laten merken aan hen die ik ken en liefheb en die op dit moment juist zulk kwellende tijden doormaken. Zet mij alstublieft in om een zegen te helpen zijn voor hen in hun tijden van eenzaamheid en verlies. Ik bid in Jezus' naam. Amen.
Contekst: Johannes 11:1-16
"En er was een zeker [man] krank, [genaamd] Lazarus, van Bethanie, uit het vlek van Maria en haar zuster Martha. (Maria nu was degene, die den Heere gezalfd heeft met zalf, en Zijn voeten afgedroogd heeft met haar haren; welker broeder Lazarus krank was.) Zijn zusters dan zonden tot Hem, zeggende: Heere, zie, dien Gij liefhebt, is krank. En Jezus, [dat] horende, zeide: Deze krankheid is niet tot den dood, maar ter heerlijkheid Gods; opdat de Zone Gods door dezelve verheerlijkt worde. Jezus nu had Martha, en haar zuster, en Lazarus lief. Als Hij dan gehoord had, dat hij krank was, toen bleef Hij [nog] twee dagen in de plaats, waar Hij was. Daarna zeide Hij verder tot de discipelen: Laat ons wederom naar Judea gaan. De discipelen zeiden tot Hem: Rabbi! de Joden hebben U nu [onlangs] gezocht te stenigen, en gaat Gij wederom derwaarts? Jezus antwoordde: Zijn er niet twaalf uren in den dag? Indien iemand in den dag wandelt, zo stoot hij zich niet, overmits hij het licht dezer wereld ziet; Maar indien iemand in den nacht wandelt, zo stoot hij zich, overmits het licht in hem niet is. Dit sprak Hij; en daarna zeide Hij tot hen: Lazarus, onze vriend, slaapt; maar Ik ga heen, om hem uit den slaap op te wekken. Zijn discipelen dan zeiden: Heere, indien hij slaapt, zo zal hij gezond worden. Doch Jezus had gesproken van zijn dood; maar zij meenden, dat Hij sprak van de rust des slaaps. Toen zeide dan Jezus tot hen vrijuit: Lazarus is gestorven. En Ik ben blijde om uwentwil, dat Ik daar niet geweest ben, opdat gij geloven moogt; doch laat ons tot hem gaan. Thomas dan, genaamd Didymus, zeide tot [zijn] medediscipelen: Laat ons ook gaan, opdat wij met Hem sterven."
"Er was iemand ziek, Lazarus uit Betanië, het dorp van Maria en haar zuster Marta. Maria was de vrouw die de voeten van de Heer had gebalsemd en ze met haar haren had afgedroogd; de zieke Lazarus was haar broer. De zusters stuurden iemand naar Jezus toe met de boodschap: 'Heer, uw vriend is ziek.' Toen Jezus het hoorde, zei hij: 'Deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God en Gods Zoon.' Jezus had Marta, haar zuster en Lazarus lief. Maar toen hij van Lazarus' ziekte gehoord had, bleef hij toch nog twee dagen in de plaats waar hij was. Toen zei hij tegen zijn leerlingen: 'Laten we weer naar Judea gaan.' 'Rabbi,' merkten zijn leerlingen op, 'het is nog maar kortgeleden dat de Joden u wilden stenigen, en nu wilt u naar Judea teruggaan?' 'Is het overdag geen twaalf uur licht?' antwoordde Jezus. 'Wie in het daglicht loopt, struikelt niet, omdat hij het licht van deze wereld ziet. Maar wie in het donker van de nacht loopt, struikelt, omdat hij geen licht heeft.' En hij vervolgde: 'Onze vriend Lazarus is ingeslapen, maar ik ga hem wakker maken.' 'Heer, als hij slaapt, zal hij beter worden,' zeiden zijn leerlingen tegen hem. Maar Jezus bedoelde dat hij was gestorven; zij dachten echter dat hij het over de rust van de slaap had. Toen zei Jezus ronduit: 'Lazarus is dood. Om jullie ben ik blij dat ik er niet bij geweest ben, zo kunnen jullie geloven. Laten we nu naar hem toe gaan.' 'Laten wij ook gaan,' zei Tomas (dat betekent Tweeling) tegen de andere leerlingen, 'dan zullen we samen met hem sterven!'"
"Er was iemand ziek, Lazarus van Betanie, het dorp van Maria en haar zuster Marta. Maria was het, die de Here gezalfd had met mirre en zijn voeten met haar haren had afgedroogd. En haar broeder Lazarus was ziek. De zusters dan zonden Hem bericht: Here, zie, die Gij liefhebt, is ziek. Toen Jezus het hoorde, zeide Hij: Deze ziekte is niet ten dode, maar ter ere Gods, opdat de Zoon van God erdoor verheerlijkt worde. Jezus nu had Marta en haar zuster en Lazarus lief. Toen Hij dan hoorde, dat hij ziek was, bleef Hij daarop nog twee dagen ter plaatse, waar Hij was; daarna echter zeide Hij tot zijn discipelen: Laten wij weder naar Judea gaan. De discipelen zeiden tot Hem: Rabbi, onlangs trachtten de Joden U te stenigen en gaat Gij weder daarheen? Jezus antwoordde: Gaan er geen twaalf uren in een dag? Als iemand overdag loopt, stoot hij zich niet, omdat hij het licht van deze wereld kan zien; maar wanneer iemand bij nacht loopt, stoot hij zich, omdat het licht niet in hem is. Zo sprak Hij en daarna zeide Hij tot hen: Lazarus, onze vriend, is ingeslapen, maar Ik ga daarheen om hem uit de slaap te wekken. De discipelen zeiden dan tot Hem: Here, als hij slaapt, zal hij herstellen. Doch Jezus had het bedoeld van zijn dood; zij echter meenden, dat Hij het van de rust van de slaap bedoelde. Toen zeide Jezus ronduit tot hen: Lazarus is gestorven, en het verblijdt Mij om u, dat Ik daar niet geweest ben, opdat gij tot geloof komt; maar laten wij tot hem gaan. Tomas dan, genaamd Didymus, zeide tot zijn medediscipelen: Laten wij ook gaan om met Hem te sterven."
"Er was iemand ziek, een zekere Lazarus uit Betanië, het dorp waar Maria en haar zuster Marta woonden –dat was de Maria die Jezus met olie gezalfd heeft en zijn voeten met haar haar heeft afgedroogd; de zieke Lazarus was haar broer. De zusters stuurden iemand naar Jezus met de boodschap: 'Heer, uw vriend is ziek.' Toen Jezus dit hoorde zei hij: 'Deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God, zodat de Zoon van God geëerd zal worden.' Jezus hield veel van Marta en haar zuster, en van Lazarus. Maar toen hij gehoord had dat Lazarus ziek was, bleef hij toch nog twee dagen waar hij was. Daarna zei hij tegen zijn leerlingen: 'Laten we teruggaan naar Judea.' 'Maar rabbi, 'protesteerden de leerlingen, 'de Joden wilden u stenigen, en nu wilt u daar toch weer naartoe?' Jezus zei: 'Telt een dag niet twaalf uren? Wie overdag loopt, struikelt niet, want hij ziet het licht van deze wereld, maar wie 's nachts loopt, struikelt doordat hij geen licht heeft.' Nadat hij dat gezegd had zei hij: 'Onze vriend Lazarus is ingeslapen, ik ga hem wakker maken.' De leerlingen zeiden: 'Als hij slaapt, zal hij wel beter worden, Heer.' Zij dachten dat hij het over slapen had, terwijl Jezus bedoelde dat hij gestorven was. Toen zei hij hun ronduit: 'Lazarus is gestorven, en om jullie ben ik blij dat ik er niet bij was: nu kunnen jullie tot geloof komen. Laten we dan nu naar hem toe gaan.' Tomas (dat betekent 'tweeling') zei tegen de anderen: 'Laten ook wij maar gaan, om met hem te sterven.'"
"Lazarus uit Bethanië, de broer van Maria en Martha, was ziek. Maria was de vrouw die kostbare parfumolie over de voeten van Jezus uitgoot en deze met haar lange haar afdroogde. De twee zusters stuurden iemand naar Jezus met de boodschap: "Here, Uw vriend Lazarus is ziek." Toen Jezus dit hoorde, zei Hij: "Hij zal niet sterven. Deze ziekte is tot eer van God. Hierdoor zal de Zoon Zijn grootheid en macht bewijzen." Hoewel Jezus veel van Martha, Maria en Lazarus hield, maakte Hij geen aanstalten naar hen toe te gaan. Pas twee dagen later zei Hij tegen Zijn discipelen: "Kom, wij gaan naar Judea." De discipelen protesteerden: "Kort geleden probeerden de Joden daar U te stenigen, Meester. En nu wilt U er weer naar toe?" Jezus antwoordde: "Een dag heeft toch twaalf uur. Als u overdag loopt, struikelt u niet, omdat het overal licht is. Maar wie 's nachts loopt, struikelt omdat het donker is." Even later zei Hij: "Onze vriend Lazarus is in slaap gevallen, maar Ik ga hem wakker maken." "De slaap zal hem goed doen; dan wordt hij vlug beter," zeiden de discipelen. Zij dachten dat Jezus had gezegd dat Lazarus lag te slapen. Maar Jezus bedoelde dat hij gestorven was. Om hen niet in onzekerheid te laten, zei Hij: "Lazarus is gestorven. Ik ben blij voor jullie dat Ik er niet bij was, want nu zal jullie vertrouwen in Mij sterker worden. Kom, we gaan naar hem toe." Thomas, die ook wel Didymus werd genoemd, zei tegen de andere discipelen: "Laten we meegaan om samen met Hem te sterven."
Lees deze Wat Jezus deed in:
- Engels
Vorige Wat Jezus Deed
28 juli 2026 | Johannes 11:3-4 |
27 juli 2026 | Johannes 11:1-2 |
26 juli 2026 | Johannes 10:39-42 |
25 juli 2026 | Johannes 10:37-38 |
24 juli 2026 | Johannes 10:34-36 |
23 juli 2026 | Johannes 10:30-33 |
22 juli 2026 | Johannes 10:26-29 |
← Home