Vrijdag 3 juli 2026
Johannes 9:18-23
"De Joden dan geloofden van hem niet, dat hij blind geweest was, en ziende was geworden, totdat zij geroepen hadden de ouders desgenen, die ziende geworden was. En zij vraagden hun, zeggende: Is deze uw zoon, welken gij zegt, dat blind geboren is? Hoe ziet hij dan nu? Zijn ouders antwoordden hun en zeiden: Wij weten, dat deze onze zoon is, en dat hij blind geboren is; Maar hoe hij nu ziet, weten wij niet; of wie zijn ogen geopend heeft, weten wij niet; hij heeft [zijn] ouderdom, vraagt hemzelven; hij zal van zichzelven spreken. Dit zeiden zijn ouders, omdat zij de Joden vreesden; want de Joden hadden alrede te zamen een besluit gemaakt, zo iemand Hem beleed Christus te zijn, dat die uit de synagoge zou geworpen worden. Daarom zeiden zijn ouders: Hij heeft [zijn] ouderdom, vraagt hemzelven."
"De Joden wilden niet geloven dat hij blind was geweest en nu pas kon zien, voordat ze zijn ouders hadden laten roepen en gevraagd hadden: 'Is dit uw zoon, en beweert u dat hij blind geboren is? Hoe kan hij dan nu zien?' Zijn ouders antwoordden: 'We weten dat dit onze zoon is, en dat hij blind is geboren. Maar hoe het komt dat hij nu kan zien of wie hem van zijn blindheid heeft genezen, dat weten we niet. Maar vraag het hemzelf, hij is oud genoeg om zelf te kunnen antwoorden!' Dat zeiden zijn ouders omdat ze bang waren voor de Joodse leiders; want die waren al overeengekomen ieder die erkende dat Jezus de Christus was, uit de synagoge te bannen. Daarom zeiden zijn ouders: 'Hij is oud genoeg; vraag het hemzelf.'"
"Maar de Joden wilden niet geloven dat hij blind geweest was en nu kon zien. Ze riepen zijn ouders en vroegen hun: 'Is dat uw zoon die blind geboren zou zijn? Hoe kan hij dan nu zien?' 'Dit is onze zoon, 'zeiden zijn ouders, 'en hij is blind geboren, dat weten we zeker. Maar hoe hij nu kan zien, dat weten we niet, en wie zijn ogen geopend heeft, weten we ook niet. Vraag het hem zelf maar. Hij is oud genoeg om voor zichzelf te spreken.' Dat zeiden de ouders omdat ze bang waren voor de Joden, omdat die toen al besloten hadden dat ze iedereen die Jezus als de messias zou erkennen uit de synagoge zouden zetten. Daarom zeiden de ouders dus dat hij oud genoeg was en dat ze het hem zelf moesten vragen."
"Maar de Joden wilden niet geloven dat hij blind geweest was en nu kon zien. Ze riepen zijn ouders en vroegen hun: 'Is dat uw zoon die blind geboren zou zijn? Hoe kan hij dan nu zien?' 'Dit is onze zoon, 'zeiden zijn ouders, 'en hij is blind geboren, dat weten we zeker. Maar hoe hij nu kan zien, dat weten we niet, en wie zijn ogen geopend heeft, weten we ook niet. Vraag het hem zelf maar. Hij is oud genoeg om voor zichzelf te spreken.' Dat zeiden de ouders omdat ze bang waren voor de Joden, omdat die toen al besloten hadden dat ze iedereen die Jezus als de messias zou erkennen uit de synagoge zouden zetten. Daarom zeiden de ouders dus dat hij oud genoeg was en dat ze het hem zelf moesten vragen."
"De Joodse leiders wilden niet geloven dat hij vroeger blind was geweest. Daarom lieten zij zijn ouders roepen. "Is dit uw zoon?" vroegen zij. "Is het waar dat hij blind geboren is? Hoe kan hij nu dan zien?" Zijn ouders antwoordden: "Dit is onze zoon en hij is blind geboren. Maar wij weten niet hoe het komt dat hij nu kan zien. Wij weten ook niet wie zijn ogen genezen heeft. Vraag het hem zelf. Wie weet het beter dan hij? Hij is oud en wijs genoeg." Zij zeiden dit omdat zij bang waren voor de Joodse leiders. Want die hadden besloten dat ieder die erkende dat Jezus de Christus was, niet meer in de synagoge mocht komen. Daarom zeiden zij: "Hij is oud en wijs genoeg. Vraag het hem zelf."
Overdenking van vandaag:
Hoewel veel ouders zorgvuldig en toegewijd zijn aan het opvoeden van hun kinderen in de Heer, zijn er helaas veel ouders die hun kinderen alleen zien als louter biologische producten. Hun band met hun kinderen is gewoon genetische, noch geestelijk noch emotioneel.
Dat is het soort ouders die de genezen man had. Zij waren meer bezorgd over hun plaats in de synagoge dan de helende en geestelijke ontwikkeling van hun zoon. Zij laten hun zoon alleen achter om zichzelf te verdedigen en zichzelf te redden.
Als Gods volk moeten we zijn hart voor de wezen en verlaten mensen niet vergeten en moeten we hen verdedigen en voor hen zorgen als mensen van God. We moeten voor onszelf zorgen en ook voor degenen die verlaten en alleen zijn.
Gebed:
Heilige God, help alstublieft uw mensen wanneer wij streven om te zorgen voor de verlaten en hulpeloze mensen. Wij zijn geschokt door sommige verschrikkelijke dingen die kinderen aangedaan worden in onze wereld. Wij bidden voor moed om naar voren te komen en hen te helpen beschermen en voor compassie om persoonlijk voor hen te zorgen. In Jezus' naam en tot Jezus' glorie. Amen.
Contekst: Johannes 9:13-34
"Zij brachten hem tot de Farizeen, hem [namelijk], die te voren blind [geweest] [was]. En het was sabbat, als Jezus het slijk maakte, en zijn ogen opende. De Farizeen dan vraagden hem ook wederom, hoe hij ziende geworden was. En hij zeide tot hen: Hij legde slijk op mijn ogen, en ik wies mij, en ik zie. Sommigen dan uit de Farizeen zeiden: Deze Mens is van God niet, want Hij houdt den sabbat niet. Anderen zeiden: Hoe kan een mens, [die] een zondaar [is], zulke tekenen doen? En er was tweedracht onder hen. Zij zeiden wederom tot den blinde: Gij, wat zegt gij van Hem; dewijl Hij uw ogen geopend heeft? En hij zeide: Hij is een Profeet. De Joden dan geloofden van hem niet, dat hij blind geweest was, en ziende was geworden, totdat zij geroepen hadden de ouders desgenen, die ziende geworden was. En zij vraagden hun, zeggende: Is deze uw zoon, welken gij zegt, dat blind geboren is? Hoe ziet hij dan nu? Zijn ouders antwoordden hun en zeiden: Wij weten, dat deze onze zoon is, en dat hij blind geboren is; Maar hoe hij nu ziet, weten wij niet; of wie zijn ogen geopend heeft, weten wij niet; hij heeft [zijn] ouderdom, vraagt hemzelven; hij zal van zichzelven spreken. Dit zeiden zijn ouders, omdat zij de Joden vreesden; want de Joden hadden alrede te zamen een besluit gemaakt, zo iemand Hem beleed Christus te zijn, dat die uit de synagoge zou geworpen worden. Daarom zeiden zijn ouders: Hij heeft [zijn] ouderdom, vraagt hemzelven. Zij dan riepen voor de tweede maal den mens, die blind geweest was, en zeiden tot hem: Geef God de eer; wij weten, dat deze Mens een zondaar is. Hij dan antwoordde en zeide: Of Hij een zondaar is, weet ik niet; een ding weet ik, dat ik blind was, en nu zie. En zij zeiden wederom tot hem: Wat heeft Hij u gedaan? Hoe heeft Hij uw ogen geopend? Hij antwoordde hun: Ik heb het u alrede gezegd, en gij hebt het niet gehoord; wat wilt gij het wederom horen? Wilt gijlieden ook Zijn discipelen worden? Zij gaven hem dan scheldwoorden, en zeiden: Gij zijt Zijn discipel; maar wij zijn discipelen van Mozes. Wij weten, dat God tot Mozes gesproken heeft; maar Dezen weten wij niet, van waar Hij is. De mens antwoordde, en zeide tot hen: Hierin is immers [wat] wonders, dat gij niet weet, van waar Hij is, en [nochtans] heeft Hij mijn ogen geopend. En wij weten, dat God de zondaars niet hoort; maar zo iemand godvruchtig is, en Zijn wil doet, dien hoort Hij. Van [alle] eeuw is het niet gehoord, dat iemand eens blindgeborenen ogen geopend heeft. Indien Deze van God niet ware, Hij zou niets kunnen doen. Zij antwoordden, en zeiden tot hem: Gij zijt geheel in zonden geboren, en leert gij ons? En zij wierpen hem uit."
"Toen brachten ze de man die blind was geweest naar de Farizeeën. Want het was sabbat toen Jezus modder had gemaakt en de man van zijn blindheid had genezen. Ook de Farizeeën vroegen hem hoe het kwam dat hij nu kon zien. 'Hij deed wat modder op mijn ogen, ik ben me gaan wassen en nu kan ik zien,' vertelde hij hun. Een paar Farizeeën zeiden: 'De man die dat deed, kan niet van God komen, want hij houdt zich niet aan de sabbat.' Maar anderen zeiden: 'Hoe zou een zondig mens zulke wondertekenen kunnen doen?' Ze waren het onderling niet eens. 'Wat vindt u van hem?' vroegen de Farizeeën de man opnieuw. 'Uw ogen heeft hij genezen.' 'Hij is een profeet,' antwoordde de man. De Joden wilden niet geloven dat hij blind was geweest en nu pas kon zien, voordat ze zijn ouders hadden laten roepen en gevraagd hadden: 'Is dit uw zoon, en beweert u dat hij blind geboren is? Hoe kan hij dan nu zien?' Zijn ouders antwoordden: 'We weten dat dit onze zoon is, en dat hij blind is geboren. Maar hoe het komt dat hij nu kan zien of wie hem van zijn blindheid heeft genezen, dat weten we niet. Maar vraag het hemzelf, hij is oud genoeg om zelf te kunnen antwoorden!' Dat zeiden zijn ouders omdat ze bang waren voor de Joodse leiders; want die waren al overeengekomen ieder die erkende dat Jezus de Christus was, uit de synagoge te bannen. Daarom zeiden zijn ouders: 'Hij is oud genoeg; vraag het hemzelf.' Toen lieten ze de man die blind was geweest, voor de tweede maal bij zich roepen. Ze zeiden: 'Zweer dat u de waarheid spreekt! Wij weten dat die man een zondaar is.' 'Of hij een zondaar is, weet ik niet,' antwoordde de man. 'Maar één ding weet ik wel: ik was blind en nu zie ik.' Toen zeiden ze: 'Wat heeft hij dan met u gedaan? Hoe heeft hij uw ogen genezen?' Hij zei: 'Dat heb ik u al verteld, maar u hebt niet geluisterd. Waarom wilt u het nog eens horen? Wilt u misschien ook leerlingen van hem worden?' Toen scholden ze hem uit. En ze zeiden: 'Jij bent een leerling van hem, maar wij zijn leerlingen van Mozes. Wij weten dat God tegen Mozes heeft gesproken; maar hij we weten niet eens waar hij vandaan komt!' De man zei: 'Dat is vreemd, dat u niet weet waar hij vandaan komt! Hij heeft mijn ogen genezen. En we weten dat God zondaars niet verhoort, maar wel wie vroom is en zijn wil doet. Het is in der eeuwigheid niet gehoord dat iemand de ogen van een blindgeborene genas. Als die man niet van God kwam, had hij niets kunnen doen.' Toen zeiden ze tegen hem: 'Jij bent een en al zonde van je geboorte af, en jij wilt ons de les lezen?' En ze gooiden hem de synagoge uit."
"Zij brachten hem, die vroeger blind geweest was, naar de Farizeeen. Nu was het sabbat op de dag, dat Jezus het slijk maakte en zijn ogen opende. Opnieuw vroegen hem ook de Farizeeen, hoe hij ziende was geworden. En hij zeide tot hen: Hij legde slijk op mijn ogen, ik wies mij, en nu kan ik zien. Sommige dan van de Farizeeen zeiden: Deze mens komt niet van God, want Hij houdt de sabbat niet. Anderen zeiden: Hoe kan een zondig mens zulke tekenen doen? En er was verdeeldheid onder hen. Zij dan zeiden nog eens tot de blinde. Wat zegt gij van Hem, daar Hij uw ogen geopend heeft? En hij zeide: Hij is een profeet. De Joden dan geloofden niet van hem, dat hij blind geweest en ziende geworden was, totdat zij de ouders geroepen hadden van hem, die ziende was geworden, en zij vroegen hun en zeiden: Is dit uw zoon, van wie gij zegt, dat hij blind geboren is? Hoe kan hij dan nu zien? Zijn ouders antwoordden en zeiden: Wij weten, dat dit onze zoon is, en dat hij blind geboren is; maar hoe hij nu zien kan, weten wij niet, en wie zijn ogen geopend heeft, wij weten het niet; vraagt het hemzelf, hij heeft zijn leeftijd, hij zal voor zichzelf spreken. Dit zeiden zijn ouders, omdat zij bang waren voor de Joden, want de Joden waren reeds overeengekomen, dat, indien iemand mocht belijden, dat Hij de Christus was, hij uit de synagoge zou worden gebannen. Daarom zeiden zijn ouders: Hij heeft zijn leeftijd, vraagt het hemzelf. Zij riepen dan ten tweeden male de man, die blind geweest was, en zeiden tot hem: Geef Gode de eer; wij weten, dat deze mens een zondaar is. Hij dan antwoordde: Of Hij een zondaar is, weet ik niet; een ding weet ik, dat ik, die blind was, nu zien kan. Zij dan zeiden tot hem: Wat heeft Hij aan u gedaan? Hoe heeft Hij uw ogen geopend? Hij antwoordde hun: Ik heb het u al gezegd, en gij hebt er niet naar gehoord; waarom wilt gij het opnieuw horen? Wilt gij soms ook discipelen van Hem worden? En zij scholden hem uit en zeiden: Gij zijt een discipel van Hem, maar wij zijn discipelen van Mozes; wij weten, dat God tot Mozes gesproken heeft, maar van deze weten wij niet, vanwaar Hij komt. De man antwoordde en zeide tot hen: Hierin is toch iets wonderlijks, dat gij niet weet, vanwaar Hij komt, maar mijn ogen heeft Hij geopend. Wij weten, dat God naar zondaars niet hoort, maar is iemand godvruchtig, en doet hij zijn wil, die verhoort Hij. Van eeuwigheid is het niet gehoord, dat iemand de ogen van een blindgeborene geopend heeft. Als deze niet van God was gekomen, Hij had niets kunnen doen. Zij antwoordden en zeiden tot hem: Gij zijt geheel in zonden geboren en wilt gij ons leren? En zij wierpen hem uit."
"Toen namen ze de man die blind geweest was mee naar de Farizeeën. De dag dat Jezus modder gemaakt had en zijn ogen geopend had, was namelijk een sabbat. Ook de Farizeeën vroegen hoe het kwam dat hij kon zien. En weer vertelde hij: 'Hij heeft wat modder op mijn ogen gedaan, ik heb me gewassen en nu kan ik zien.' Sommige Farizeeën meenden: 'Zo iemand komt niet van God, want hij houdt zich niet aan de sabbat, 'maar anderen zeiden: 'Hoe zou een zondig mens zulke wondertekenen kunnen doen?' Er ontstond verdeeldheid. Daarop vroegen ze aan de blinde: 'Wat denk jij van die man? Het zijn immers jouw ogen die hij genezen heeft.' 'Hij is een profeet, 'was zijn antwoord. Maar de Joden wilden niet geloven dat hij blind geweest was en nu kon zien. Ze riepen zijn ouders en vroegen hun: 'Is dat uw zoon die blind geboren zou zijn? Hoe kan hij dan nu zien?' 'Dit is onze zoon, 'zeiden zijn ouders, 'en hij is blind geboren, dat weten we zeker. Maar hoe hij nu kan zien, dat weten we niet, en wie zijn ogen geopend heeft, weten we ook niet. Vraag het hem zelf maar. Hij is oud genoeg om voor zichzelf te spreken.' Dat zeiden de ouders omdat ze bang waren voor de Joden, omdat die toen al besloten hadden dat ze iedereen die Jezus als de messias zou erkennen uit de synagoge zouden zetten. Daarom zeiden de ouders dus dat hij oud genoeg was en dat ze het hem zelf moesten vragen. Toen riepen ze de man die blind geweest was weer bij zich. 'Geef Gód de eer, 'zeiden ze, 'die man is een zondaar, dat weten we toch.' 'Of hij een zondaar is weet ik niet, 'zei hij, 'maar één ding weet ik wel: ik was blind en nu kan ik zien.' Ze drongen aan: 'Wat heeft hij met je gedaan? Hoe heeft hij je ogen geopend?' 'Dat heb ik u toch al verteld, 'zei hij, 'maar u luistert niet! Wat wilt u nog meer horen? Wilt u soms leerling van hem worden?' Nu vielen ze tegen hem uit: 'Je bent zelf een leerling van hem! Wij zijn leerlingen van Mozes. Van Mozes weten we dat God met hem gesproken heeft, maar van deze man weten we niet waar hij vandaan komt.' De man antwoordde: 'Wat vreemd dat u niet begrijpt waar hij vandaan komt, terwijl hij mijn ogen geopend heeft. We weten dat God niet naar zondaars luistert, maar wel naar iemand die vroom is en zijn wil doet. Dat de ogen van iemand die blind geboren is geopend worden–dat is nog nooit vertoond! Als die man niet van God kwam, zou hij dit toch niet hebben kunnen doen?' Toen riepen ze: 'Jij, sinds je geboorte een en al zonde, wil jij ons de les lezen?' En ze joegen hem weg."
"Zij brachten hem naar de Farizeeërs, want het was sabbat toen Jezus de ogen van de man genas. De Farizeeërs vroegen de man ook hoe het kwam dat hij kon zien. Hij antwoordde: "Hij deed wat modder op mijn ogen. Daarna heb ik mij gewassen en nu kan ik zien." Enkele Farizeeërs zeiden: "Die Jezus is niet door God gestuurd. Anders zou Hij niet op de sabbat werken." "Maar," brachten anderen er tegenin, "een slecht mens zou zulke goede dingen toch niet doen?" De meningen waren verdeeld. Zij vroegen de man die vroeger blind was: "En u? Wat zegt u van Hem? Per slot van rekening waren het uw ogen die Hij genas." "Hij is een profeet," antwoordde de man. De Joodse leiders wilden niet geloven dat hij vroeger blind was geweest. Daarom lieten zij zijn ouders roepen. "Is dit uw zoon?" vroegen zij. "Is het waar dat hij blind geboren is? Hoe kan hij nu dan zien?" Zijn ouders antwoordden: "Dit is onze zoon en hij is blind geboren. Maar wij weten niet hoe het komt dat hij nu kan zien. Wij weten ook niet wie zijn ogen genezen heeft. Vraag het hem zelf. Wie weet het beter dan hij? Hij is oud en wijs genoeg." Zij zeiden dit omdat zij bang waren voor de Joodse leiders. Want die hadden besloten dat ieder die erkende dat Jezus de Christus was, niet meer in de synagoge mocht komen. Daarom zeiden zij: "Hij is oud en wijs genoeg. Vraag het hem zelf." Daarop riepen de Joodse leiders de man nog eens bij zich en zeiden: "Geef alle eer aan God. Wij weten dat die Jezus een slecht mens is." De man antwoordde: "Of Hij slecht is, weet ik niet. Ik weet maar één ding: Ik was blind en kan nu zien." Zij vroegen weer: "Wat heeft Hij eigenlijk gedaan? Hoe heeft Hij uw ogen genezen?" De man zei: "Dat heb ik toch al verteld? U luistert gewoon niet. Waarom wilt u het anders nog een keer horen? Of wilt u soms ook discipelen van Hem worden?" Zij scholden hem uit en zeiden: "U bent een aanhanger van die Man, maar wij zijn discipelen van Mozes. Wij weten dat God door Mozes heeft gesproken, maar van die Jezus weten wij niet eens waar Hij vandaan komt!" De man zei: "Ik vind het maar vreemd dat u niet weet waar Hij vandaan komt. Hij heeft nog wel mijn ogen genezen! Wij weten allemaal dat God niet naar slechte mensen luistert. Maar als iemand eerbied voor Hem heeft en doet wat Hij wil, luistert God wel. Nog nooit heeft iemand de ogen van een blindgeborene genezen. Als deze Man niet van God kwam, had Hij zoiets nooit kunnen doen." De leiders werden kwaad en zeiden: "U bent zelf een zondaar! U moet niet denken dat u ons de les kunt lezen!" En zij joegen hem weg."
Lees deze Wat Jezus deed in:
- Engels
Vorige Wat Jezus Deed
2 juli 2026 | Johannes 9:13-17 |
1 juli 2026 | Johannes 9:8-12 |
30 juni 2026 | Johannes 9:5-7 |
29 juni 2026 | Johannes 9:4 |
28 juni 2026 | Johannes 9:1-3 |
27 juni 2026 | Johannes 8:56-59 |
26 juni 2026 | Johannes 8:52-55 |
← Home