Donderdag 11 december 2025
Matthëus 27:11-14
"En Jezus stond voor den stadhouder; en de stadhouder vraagde Hem, zeggende: Zijt Gij de Koning der Joden? En Jezus zeide tot hem: Gij zegt het. En als Hij van de overpriesters en de ouderlingen beschuldigd werd, antwoordde Hij niets. Toen zeide Pilatus tot Hem: Hoort Gij niet, hoevele [zaken] zij tegen U getuigen? Maar Hij antwoordde hem niet op een enig woord, alzo dat de stadhouder zich zeer verwonderde."
"Jezus werd voor de gouverneur geleid en die vroeg hem: 'Bent u de koning van de Joden?' 'U zegt het zelf,' antwoordde Jezus. De opperpriesters en de oudsten beschuldigden hem, maar Jezus zei niets. Pilatus vroeg: 'Hoort u niet waarvan ze u allemaal beschuldigen?' Maar Jezus gaf hem geen enkel antwoord, en dat verbaasde de gouverneur zeer."
"Toen Jezus voor de prefect stond, stelde deze hem de vraag: 'Bent u de koning van de Joden?' Jezus zei: 'U zegt het.' Maar op de beschuldigingen die de hogepriesters en oudsten tegen hem inbrachten, antwoordde hij niet één keer. Daarop zei Pilatus tegen hem: 'Hoort u niet wat deze getuigen allemaal tegen u inbrengen?' Hij gaf op geen enkele beschuldiging enig weerwoord, wat de prefect zeer verwonderde."
"Toen Jezus voor de prefect stond, stelde deze hem de vraag: 'Bent u de koning van de Joden?' Jezus zei: 'U zegt het.' Maar op de beschuldigingen die de hogepriesters en oudsten tegen hem inbrachten, antwoordde hij niet één keer. Daarop zei Pilatus tegen hem: 'Hoort u niet wat deze getuigen allemaal tegen u inbrengen?' Hij gaf op geen enkele beschuldiging enig weerwoord, wat de prefect zeer verwonderde."
"Jezus moest terechtstaan voor Pilatus, de Romeinse gouverneur. "Bent U de koning van de Joden?" vroeg Pilatus Hem. "U zegt het," antwoordde Jezus. De mannen van de Hoge Raad beschuldigden Jezus van alles en nog wat, maar Hij verdedigde Zich niet. "Hoort U niet wat zij zeggen?" vroeg Pilatus. Tot zijn grote verbazing gaf Jezus geen antwoord."
Overdenking van vandaag:
Jezus is stil, maar in controle. Hij is Heer in zijn onderwerping aan de wil van God en in het zicht van de haatzaaiende acties van zijn vijanden! Hij zal niet aangezet worden om zichzelf te redden of te beschermen, maar sterft voor ons - voor jou en mij.
Gebed:
Heer God Almachtig, ik verwonder me weer in uw zelfbeheersing en genade. Hoe u dit kon laten gebeuren is buiten mijn begrip. Tegelijkertijd dank ik u. Ik dank u dat Jezus mij toont dat ik mezelf kan beheersen als ik me volledig overgeef aan uw wil. Ik dank u dat Jezus mij toont dat er grotere dingen zijn dan spot en dood. Ik dank u dat het verhaal niet eindigt bij Pilatus, een boze menigte en een kruisiging. Ik dank u dat Jezus is verhoogd, en nu gezeteld is als mijn zegerijke Heer totdat hij terugkeert om me thuis te brengen! Aan u alle lof, zowel voor nu als in eeuwigheid. In Jezus' naam geef ik deze dank en lof. Amen.
Contekst: Matthëus 27:11-26
"En Jezus stond voor den stadhouder; en de stadhouder vraagde Hem, zeggende: Zijt Gij de Koning der Joden? En Jezus zeide tot hem: Gij zegt het. En als Hij van de overpriesters en de ouderlingen beschuldigd werd, antwoordde Hij niets. Toen zeide Pilatus tot Hem: Hoort Gij niet, hoevele [zaken] zij tegen U getuigen? Maar Hij antwoordde hem niet op een enig woord, alzo dat de stadhouder zich zeer verwonderde. En op het feest was de stadhouder gewoon den volke een gevangene los te laten, welken zij wilden. En zij hadden toen een welbekenden gevangene, genaamd Bar–abbas. Als zij dan vergaderd waren, zeide Pilatus tot hen: Welken wilt gij, dat ik u zal loslaten, Bar–abbas, of Jezus, Die genaamd wordt Christus? Want hij wist, dat zij Hem door nijdigheid overgeleverd hadden. En als hij op den rechterstoel zat, zo heeft zijn huisvrouw tot hem gezonden, zeggende: Heb [toch] niet te doen met dien Rechtvaardige; want ik heb heden veel geleden in den droom om Zijnentwil. Maar de overpriesters en de ouderlingen hebben den scharen aangeraden, dat zij zouden Bar–abbas begeren, en Jezus doden. En de stadhouder, antwoordende, zeide tot hen: Welken van deze twee wilt gij, dat ik u zal loslaten? En zij zeiden: Bar–abbas. Pilatus zeide tot hen: Wat zal ik dan doen [met] Jezus, Die genaamd wordt Christus? Zij zeiden allen tot hem: Laat Hem gekruisigd worden. Doch de stadhouder zeide: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer, zeggende: Laat Hem gekruisigd worden! Als nu Pilatus zag, dat hij niet vorderde, maar veel meer [dat] [er] oproer werd, nam hij water en wies de handen voor de schare, zeggende: Ik ben onschuldig aan het bloed dezes Rechtvaardigen; gijlieden moogt toezien. En al het volk, antwoordende, zeide: Zijn bloed [kome] over ons, en over onze kinderen. Toen liet hij hun Bar–abbas los, maar Jezus gegeseld hebbende, gaf hij Hem over om gekruisigd te worden."
"Jezus werd voor de gouverneur geleid en die vroeg hem: 'Bent u de koning van de Joden?' 'U zegt het zelf,' antwoordde Jezus. De opperpriesters en de oudsten beschuldigden hem, maar Jezus zei niets. Pilatus vroeg: 'Hoort u niet waarvan ze u allemaal beschuldigen?' Maar Jezus gaf hem geen enkel antwoord, en dat verbaasde de gouverneur zeer. Nu was het de gewoonte dat de gouverneur bij elk feest een gevangene vrijliet. Het volk mocht kiezen wie. Op dat moment zat er een berucht man gevangen, die Barabbas heette. Pilatus vroeg aan de mensen die te hoop gelopen waren: 'Wat willen jullie? Moet ik Barabbas vrijlaten of Jezus die Christus wordt genoemd?' Want Pilatus wist dat ze hem uit afgunst uitgeleverd hadden. Terwijl hij op zijn rechterstoel zat, stuurde zijn vrouw hem een boodschap. 'Houd je erbuiten,' waarschuwde ze hem, 'die man is onschuldig. Vannacht heb ik in een droom veel om hem geleden.' Maar intussen hadden de opperpriesters en de oudsten de menigte bewerkt: ze moesten Barabbas kiezen en Jezus laten doden. 'Wie van de twee willen jullie nu vrij hebben?' vroeg Pilatus hun. 'Barabbas!' antwoordden ze. 'Maar wat moet ik dan doen met Jezus die Christus wordt genoemd?' 'Kruisigen!' riepen ze allemaal. 'Maar waarom? Wat heeft hij dan gedaan?' Maar zij schreeuwden nog harder: 'Aan het kruis met hem!' Pilatus merkte dat hij niets bereikte; het tumult werd alleen maar groter. Daarom liet hij een schaal met water brengen, waste zijn handen voor de ogen van de menigte en zei: 'Ik ben onschuldig aan het vergieten van zijn bloed. Het is jullie zaak.' Maar het hele volk riep: 'Zijn bloed op ons en onze kinderen!' Toen liet Pilatus Barabbas vrij, maar Jezus liet hij geselen. Daarna leverde hij hem uit om gekruisigd te worden."
"Jezus dan werd voor de stadhouder gesteld. En de stadhouder ondervroeg Hem en zeide: Zijt Gij de Koning der Joden? Jezus zeide: Gij zegt het. En op de beschuldiging, die de overpriesters en oudsten tegen Hem inbrachten, antwoordde Hij niets. Toen zeide Pilatus tot Hem: Hoort Gij niet, hoeveel zij tegen U getuigen? En Hij antwoordde hem op geen enkele vraag, zodat de stadhouder zich zeer verwonderde. Nu was de stadhouder bij elk feest gewoon een gevangene, ter keuze van de schare, los te laten. Zij hadden toen een berucht gevangene, genaamd Barabbas. Daar zij nu toch bijeen waren, zeide Pilatus tot hen: Wie wilt gij, dat ik u zal loslaten, Barabbas of Jezus, die Christus genoemd wordt? Want hij wist, dat zij Hem uit nijd hadden overgeleverd. Terwijl hij nu op de rechterstoel zat, zond zijn vrouw hem de boodschap: Bemoei u toch niet met die rechtvaardige, want ik heb heden in een droom veel om Hem geleden. Maar de overpriesters en de oudsten overreedden de scharen, dat zij om Barabbas zouden vragen, maar Jezus zouden laten ter dood brengen. De stadhouder antwoordde en zeide tot hen: Wie van die twee wilt gij, dat ik u loslaat? Zij zeiden: Barabbas. Pilatus zeide tot hen: Wat moet ik dan doen met Jezus, die Christus genoemd wordt? Zij zeiden allen: Hij moet gekruisigd worden! Hij zeide: Wat heeft Hij dan toch voor kwaad gedaan? Zij schreeuwden des te meer: Hij moet gekruisigd worden! Toen Pilatus zag, dat niets baatte, maar dat er veeleer oproer ontstond, nam hij water, wies zich de handen ten aanschouwen van de schare en zeide: Ik ben onschuldig aan zijn bloed; gij moet zelf maar zien, wat ervan komt. En al het volk antwoordde en zeide: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen! Toen liet hij hun Barabbas los, maar Jezus geselde hij en hij gaf Hem over om gekruisigd te worden."
"Toen Jezus voor de prefect stond, stelde deze hem de vraag: 'Bent u de koning van de Joden?' Jezus zei: 'U zegt het.' Maar op de beschuldigingen die de hogepriesters en oudsten tegen hem inbrachten, antwoordde hij niet één keer. Daarop zei Pilatus tegen hem: 'Hoort u niet wat deze getuigen allemaal tegen u inbrengen?' Hij gaf op geen enkele beschuldiging enig weerwoord, wat de prefect zeer verwonderde. Nu had de prefect de gewoonte om op elk pesachfeest één gevangene vrij te laten, en die door het volk te laten kiezen. Er zat toen een beruchte gevangene vast, die Jezus Barabbas genoemd werd. En dus vroeg Pilatus hun, toen ze daar waren samengestroomd: 'Wie wilt u dat ik vrijlaat, Jezus Barabbas of Jezus die de messias wordt genoemd?' Hij wist namelijk dat ze hem uit afgunst hadden uitgeleverd. Terwijl hij op de rechterstoel zat, werd hem een boodschap van zijn vrouw gebracht: 'Laat je niet in met die rechtvaardige! Om hem heb ik namelijk vannacht in een droom veel moeten doorstaan.' Ondertussen haalden de hogepriesters en de oudsten het volk over: ze moesten om Barabbas vragen, en Jezus laten doden. Weer nam de prefect het woord en hij vroeg opnieuw: 'Wie van de twee wilt u dat ik vrijlaat?' 'Barabbas!' riepen ze. Pilatus vroeg hun: 'Wat moet ik dan doen met Jezus die de messias wordt genoemd?' Allen antwoordden: 'Aan het kruis met hem!' Hij vroeg: 'Wat heeft hij dan misdaan?' Maar ze schreeuwden alleen maar harder: 'Aan het kruis met hem!' Toen Pilatus inzag dat zijn tussenkomst nergens toe leidde, dat het er integendeel naar uitzag dat men in opstand zou komen, liet hij water brengen, waste ten overstaan van de menigte zijn handen en zei: 'Ik ben onschuldig aan de dood van deze man. Zie het zelf maar op te lossen.' En heel het volk antwoordde: 'Laat zijn bloed óns dan maar worden aangerekend, en onze kinderen!' Daarop liet Pilatus Barabbas vrij, maar Jezus leverde hij uit om gekruisigd te worden, nadat hij hem eerst nog had laten geselen."
"Jezus moest terechtstaan voor Pilatus, de Romeinse gouverneur. "Bent U de koning van de Joden?" vroeg Pilatus Hem. "U zegt het," antwoordde Jezus. De mannen van de Hoge Raad beschuldigden Jezus van alles en nog wat, maar Hij verdedigde Zich niet. "Hoort U niet wat zij zeggen?" vroeg Pilatus. Tot zijn grote verbazing gaf Jezus geen antwoord. Nu had de gouverneur de gewoonte ieder jaar met Pasen een gevangene vrij te laten en de mensen mochten altijd kiezen wie dat zou zijn. Op dat moment zat er een beruchte misdadiger in de gevangenis. Barabbas heette hij. Pilatus vroeg aan de mensen die zich voor het paleis verdrongen: "Wie moet ik vrijlaten? Barabbas of Jezus, die Christus wordt genoemd? Wat willen jullie?" Want hij wist wel dat de Joodse leiders Jezus uit jaloezie hadden laten arresteren. Terwijl hij met de rechtszaak bezig was, stuurde zijn vrouw hem een boodschap: "Laat die goede man toch vrij. Hij heeft geen enkele schuld. Ik heb vannacht in een droom vreselijk veel verdriet om Hem gehad." Intussen hadden de mannen van de Hoge Raad de massa opgehitst om de vrijlating van Barabbas en de dood van Jezus te eisen. Toen Pilatus opnieuw vroeg: "Wie van deze twee mannen zal ik vrijlaten?" riepen de mensen: "Barabbas!" "Maar wat moet ik dan doen met Jezus, die Christus wordt genoemd?" vroeg Pilatus. Ze schreeuwden: "Kruisig Hem!" "Maar waarom toch?" vroeg hij. "Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan?" Maar zij bleven roepen: "Hij moet sterven! Sla Hem aan het kruis!" Pilatus zag dat de mensen niet meer te houden waren. Er kon zo een rel losbreken. Daarom liet hij een kom water halen. Hij waste zijn handen voor de ogen van het volk en zei: "Ik ben onschuldig aan het bloed van deze man. Nu moet u het zelf maar weten." De mensen schreeuwden: "Laat de straf voor Zijn bloed maar op ons en onze kinderen neerkomen." Pilatus gaf opdracht Barabbas vrij te laten. Hij liet Jezus met een zweep afranselen en daarna wegbrengen om gekruisigd te worden."
Lees deze Wat Jezus deed in:
- Engels
Vorige Wat Jezus Deed
10 december 2025 | Matthëus 27:3-10 |
9 december 2025 | Matthëus 27:1-2 |
8 december 2025 | Matthëus 26:69-75 |
7 december 2025 | Matthëus 26:5 |
6 december 2025 | Matthëus 26:55-56 |
5 december 2025 | Matthëus 26:50-54 |
4 december 2025 | Matthëus 26:47-50 |
← Home