Zaterdag 29 november 2025
Matthëus 26:26-30
"En als zij aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak Hij het, en gaf het den discipelen, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam. En Hij nam den drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun [dien], zeggende: Drinkt allen daaruit; Want dat is Mijn bloed, het [bloed] des Nieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten wordt, tot vergeving der zonden. En Ik zeg u, dat Ik van nu aan niet zal drinken van de vrucht des wijnstoks tot op dien dag, wanneer Ik met u dezelve nieuw zal drinken in het Koninkrijk Mijns Vaders. En als zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg."
"Onder het eten nam Jezus het brood, sprak het zegengebed uit, brak het brood in stukken en gaf het aan de leerlingen en zei: 'Neem dit en eet het op; dit is mijn lichaam.' Toen nam hij de beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker door met de woorden: 'Drink er allen uit, want dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van hun zonden. Ik zeg jullie, van nu af aan zal ik geen wijn meer drinken tot de dag dat ik met jullie nieuwe wijn zal drinken in het koninkrijk van mijn Vader.' Toen zongen zij de lofpsalmen en gingen op weg naar de Olijfberg."
"Toen ze verder aten nam Jezus een brood, sprak het zegengebed uit, brak het brood en gaf de leerlingen ervan met de woorden: 'Neem, eet, dit is mijn lichaam.' En hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker met de woorden: 'Drink allen hieruit, dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden. Ik zeg jullie: vanaf vandaag zal ik niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken tot de dag komt dat ik er met jullie opnieuw van zal drinken in het koninkrijk van mijn Vader.' Nadat ze de lofzang hadden gezongen, vertrokken ze naar de Olijfberg."
"Toen ze verder aten nam Jezus een brood, sprak het zegengebed uit, brak het brood en gaf de leerlingen ervan met de woorden: 'Neem, eet, dit is mijn lichaam.' En hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker met de woorden: 'Drink allen hieruit, dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden. Ik zeg jullie: vanaf vandaag zal ik niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken tot de dag komt dat ik er met jullie opnieuw van zal drinken in het koninkrijk van mijn Vader.' Nadat ze de lofzang hadden gezongen, vertrokken ze naar de Olijfberg."
"Tijdens het eten nam Jezus een brood, dankte God ervoor, brak het en gaf het aan Zijn discipelen. "Neem dit," zei Hij, "en eet het op, want dit is mijn lichaam." Daarna nam Hij een beker wijn, dankte God ervoor en gaf die aan hen. "Drink er allemaal uit," zei Hij. "Dit is mijn bloed, waarmee het nieuwe verbond wordt bezegeld. Het zal vloeien om vergeving van de zonden te bewerken. Let op mijn woorden: Ik zal geen wijn meer drinken tot de dag dat Ik met jullie nieuwe wijn zal drinken in het Koninkrijk van mijn Vader." Na de maaltijd zongen zij een lied tot eer van God en gingen vervolgens naar de Olijfberg."
Overdenking van vandaag:
Hij heeft ons zo veel gegeven; hoe kunnen we hem zo weinig bieden? Hij heeft zoveel opgeofferd; hoe kunnen we rebelleren tegen hem als Heer? Hij is zo genadig; hoe kunnen we dan niet dankbaar zijn?
Gebed:
Dierbare en offerende Vader, ik dank u dat u ons het avondmaal gegeven hebt om ons te herinneren aan uw genade voor ons in Jezus en aan ons partnerschap, ons verbond, in uw genade. Mogen mijn broeders en zusters en ik vandaag, ieder op een manier leven die meer overeenkomt met zijn wil. In de naam van Jezus bid ik. Amen.
Contekst: Matthëus 26:17-35
"En op den eersten [dag] der ongehevelde [broden] kwamen de discipelen tot Jezus, zeggende tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij U bereiden het pascha te eten? En Hij zeide: Gaat heen in de stad, tot zulk een, en zegt hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij, Ik zal bij u het pascha houden met Mijn discipelen. En de discipelen deden, gelijk Jezus hun bevolen had, en bereidden het pascha. En als het avond geworden was, zat Hij aan met de twaalven. En toen zij aten, zeide Hij: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u, Mij zal verraden. En zij, zeer bedroefd geworden zijnde, begon een iegelijk van hen tot Hem te zeggen: Ben ik het, Heere? En Hij, antwoordende, zeide: Die de hand met Mij in den schotel indoopt, die zal Mij verraden. De Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven is; maar wee dien mens, door welken de Zoon des mensen verraden wordt; het ware hem goed, zo die mens niet geboren was geweest. En Judas, die Hem verried, antwoordde en zeide: Ben ik het, Rabbi? Hij zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. En als zij aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak Hij het, en gaf het den discipelen, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam. En Hij nam den drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun [dien], zeggende: Drinkt allen daaruit; Want dat is Mijn bloed, het [bloed] des Nieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten wordt, tot vergeving der zonden. En Ik zeg u, dat Ik van nu aan niet zal drinken van de vrucht des wijnstoks tot op dien dag, wanneer Ik met u dezelve nieuw zal drinken in het Koninkrijk Mijns Vaders. En als zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg. Toen zeide Jezus tot hen: Gij zult allen aan Mij geergerd worden in dezen nacht; want er is geschreven: Ik zal den Herder slaan, en de schapen der kudde zullen verstrooid worden. Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal Ik u voorgaan naar Galilea. Doch Petrus, antwoordende, zeide tot Hem: Al werden zij ook allen aan U geergerd, ik zal nimmermeer geergerd worden. Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, dat gij in dezen zelfden nacht, eer de haan gekraaid zal hebben, Mij driemaal zult verloochenen. Petrus zeide tot Hem: Al moest ik ook met U sterven, zo zal ik U geenszins verloochenen! Desgelijks zeiden ook al de discipelen."
"Op de eerste dag van het feest van het Ongegiste Brood kwamen de leerlingen Jezus vragen: 'Waar zullen wij het paasmaal voor u klaarmaken?' Jezus zei: 'Ga naar de stad, naar die-en-die, en zeg hem: De meester laat u weten: mijn uur nadert; ik wil met mijn leerlingen bij u het paasmaal eten.' De leerlingen deden zoals Jezus hun gezegd had en maakten het paasmaal klaar. Toen het avond was geworden, ging Jezus met de twaalf aan tafel. Onder het eten zei hij: 'Ik verzeker jullie: een van jullie zal mij uitleveren.' De leerlingen werden erg verdrietig en begonnen hem een voor een te vragen: 'U bedoelt mij toch niet, Heer?' Hij antwoordde: 'Hij die tegelijk met mij zijn brood in de schaal doopt, zal mij uitleveren. De Mensenzoon gaat heen, zo staat over hem geschreven, maar wee de mens die de Mensenzoon uitlevert! Het zou voor hem beter zijn geweest als hij niet geboren was.' En Judas, die hem zou uitleveren, vroeg: 'Bedoelt u mij soms, rabbi?' Jezus antwoordde: 'Jij hebt het zelf gezegd.' Onder het eten nam Jezus het brood, sprak het zegengebed uit, brak het brood in stukken en gaf het aan de leerlingen en zei: 'Neem dit en eet het op; dit is mijn lichaam.' Toen nam hij de beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker door met de woorden: 'Drink er allen uit, want dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van hun zonden. Ik zeg jullie, van nu af aan zal ik geen wijn meer drinken tot de dag dat ik met jullie nieuwe wijn zal drinken in het koninkrijk van mijn Vader.' Toen zongen zij de lofpsalmen en gingen op weg naar de Olijfberg. Jezus zei tegen hen: 'Deze nacht zullen jullie mij allemaal in de steek laten. Want er staat geschreven: Ik zal de herder doden en zijn schapen zullen uiteengejaagd worden. Maar wanneer ik door God ben opgewekt, zal ik vóór jullie uit gaan naar Galilea.' 'Al laat iedereen u in de steek, ik nooit,' wierp Petrus tegen. 'Ik verzeker je, Petrus,' antwoordde Jezus, 'in deze nacht, nog vóór de haan kraait, zul je driemaal beweren dat je mij niet kent.' Maar Petrus zei: 'Ik zal nooit beweren dat ik u niet ken, ook al moet ik met u sterven!' Dat zeiden ook alle andere leerlingen."
"Op de eerste dag van het feest der ongezuurde broden, kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden: Waar wilt Gij, dat wij toebereidselen maken voor U om het Pascha te eten? Hij zeide: Gaat naar de stad tot die–en–die en zegt tot hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij; bij u houd Ik met mijn discipelen het Pascha. En de discipelen deden, zoals Jezus hun had opgedragen, en zij maakten het Pascha gereed. Toen het avond geworden was, lag Hij aan met de twaalf discipelen. En terwijl zij aten, zeide Hij: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij verraden zal. En zeer bedroefd, begonnen zij, een voor een, tot Hem te zeggen: Ik ben het toch niet, Here? Hij antwoordde hun en zeide: Die zijn hand met Mij in de schotel heeft gedoopt, die zal Mij verraden. De Zoon des mensen gaat wel heen gelijk van Hem geschreven staat, doch wee die mens, door wie de Zoon des mensen verraden wordt. Het ware voor die mens goed geweest, als hij niet geboren was. Judas, zijn verrader, antwoordde en zeide: Ik ben het toch niet, Rabbi? Hij zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. En terwijl zij aten, nam Jezus een brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het aan zijn discipelen en zeide: Neemt, eet, dit is mijn lichaam. En Hij nam een beker, sprak de dankzegging uit en gaf hun die en zeide: Drinkt allen daaruit. Want dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden. Doch Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken, tot op die dag, dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk mijns Vaders. En na de lofzang gezongen te hebben vertrokken zij naar de Olijfberg. Toen zeide Jezus tot hen: Gij zult allen aan Mij aanstoot nemen in deze nacht. Want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen der kudde zullen verstrooid worden. Doch nadat Ik zal zijn opgewekt, zal Ik u voorgaan naar Galilea. Petrus antwoordde en zeide tot Hem: Al zouden allen aanstoot aan U nemen, ik nooit! Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, in deze nacht, eer de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen. Petrus zeide tot Hem: Zelfs al moest ik met U sterven, ik zal U voorzeker niet verloochenen. Zo spraken ook al de discipelen."
"Op de eerste dag van het feest van het Ongedesemde brood kwamen de leerlingen naar Jezus toe en vroegen: 'Waar wilt u dat wij voorbereidingen treffen zodat u het pesachmaal kunt eten?' Hij zei: 'Ga naar de stad en zeg tegen de persoon die jullie bekend is: "De meester zegt: 'Mijn tijd is nabij, bij jou wil ik met mijn leerlingen het pesachmaal gebruiken.'"' De leerlingen deden wat Jezus hun had opgedragen en bereidden het pesachmaal. Toen de avond was gevallen, lag hij samen met de twaalf aan voor de maaltijd. Onder het eten zei hij tegen hen: 'Ik verzeker jullie: een van jullie zal mij uitleveren.' Dit bedroefde hen zeer, en de een na de ander vroegen ze hem: 'Ik toch niet, Heer?' Hij antwoordde: 'Hij die samen met mij zijn brood in de kom doopte, die zal mij uitleveren. De Mensenzoon zal heengaan zoals over hem geschreven staat, maar wee de mens door wie de Mensenzoon uitgeleverd wordt: het zou beter voor hem zijn als hij nooit geboren was.' Toen zei Judas, die hem zou uitleveren: 'Ik ben het toch niet, rabbi?' Jezus antwoordde: 'Jij zegt het.' Toen ze verder aten nam Jezus een brood, sprak het zegengebed uit, brak het brood en gaf de leerlingen ervan met de woorden: 'Neem, eet, dit is mijn lichaam.' En hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker met de woorden: 'Drink allen hieruit, dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden. Ik zeg jullie: vanaf vandaag zal ik niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken tot de dag komt dat ik er met jullie opnieuw van zal drinken in het koninkrijk van mijn Vader.' Nadat ze de lofzang hadden gezongen, vertrokken ze naar de Olijfberg. Onderweg zei Jezus tegen hen: 'Jullie zullen mij deze nacht allemaal afvallen, want er staat geschreven: "Ik zal de herder doden, en de schapen van zijn kudde zullen uiteengedreven worden." Maar nadat ik uit de dood ben opgewekt, zal ik jullie voorgaan naar Galilea.' Petrus zei daarop tegen hem: 'Misschien zal iedereen u afvallen, ik nooit!' Jezus antwoordde hem: 'Ik verzeker je: deze nacht zul je, nog voor de haan gekraaid heeft, mij driemaal verloochenen.' Petrus zei: 'Al zou ik met u moeten sterven, verloochenen zal ik u nooit.' Alle andere leerlingen vielen hem daarin bij."
"Op de eerste dag van het Paasfeest (de dag dat de Joden al het brood dat met gist is gebakken uit hun huis verwijderen) vroegen de discipelen aan Jezus: "Waar zullen wij het Paasmaal klaarmaken?" "Ga naar de stad, naar meneer die-en-die," antwoordde Hij. "Zeg tegen hem dat mijn tijd gekomen is en dat Ik met mijn discipelen het Paasmaal in zijn huis wil eten." De discipelen deden zoals Hij hun gezegd had en maakten het Paasmaal klaar. Terwijl Hij die avond met Zijn twaalf discipelen zat te eten, zei Hij: "Een van jullie zal Mij verraden." Dat sneed hen diep door de ziel. En een voor een vroegen zij: "Ik ben het toch niet?" Jezus antwoordde: "Aan wie Ik het eerst het eten heb aangereikt, die is het. Ik moet wel sterven zoals door de profeten is gezegd. Maar wat ziet het er slecht uit voor de man, die Mij verraadt. Het zou beter voor hem zijn als hij nooit geboren was." Ook Judas vroeg: "Meester, ben ik het?" En Jezus antwoordde: "Ja." Tijdens het eten nam Jezus een brood, dankte God ervoor, brak het en gaf het aan Zijn discipelen. "Neem dit," zei Hij, "en eet het op, want dit is mijn lichaam." Daarna nam Hij een beker wijn, dankte God ervoor en gaf die aan hen. "Drink er allemaal uit," zei Hij. "Dit is mijn bloed, waarmee het nieuwe verbond wordt bezegeld. Het zal vloeien om vergeving van de zonden te bewerken. Let op mijn woorden: Ik zal geen wijn meer drinken tot de dag dat Ik met jullie nieuwe wijn zal drinken in het Koninkrijk van mijn Vader." Na de maaltijd zongen zij een lied tot eer van God en gingen vervolgens naar de Olijfberg. Onderweg zei Jezus tegen hen: "Vannacht zullen jullie Mij allemaal in de steek laten. Want in de Boeken staat dat de herder zal worden geslagen en de schapen uiteengejaagd. Maar nadat Ik weer levend ben geworden, zal Ik naar Galilea gaan en jullie daar ontmoeten." Petrus protesteerde: "Al laat iedereen U in de steek, ik niet!" "Petrus," antwoordde Jezus. "De waarheid is dat jij voordat vannacht een haan kraait, drie keer zult beweren dat je Mij niet kent." "Ik zou liever sterven!" hield Petrus vol. Dat zeiden ook de andere discipelen."
Lees deze Wat Jezus deed in:
- Engels
Vorige Wat Jezus Deed
28 november 2025 | Matthëus 26:22-25 |
27 november 2025 | Matthëus 26:17-21 |
26 november 2025 | Matthëus 26:14-16 |
25 november 2025 | Matthëus 26:10-13 |
24 november 2025 | Matthëus 26:6-9 |
23 november 2025 | Matthëus 26:1-5 |
22 november 2025 | Matthëus 25:41-46 |
← Home