Zondag 28 september 2025
Matthëus 20:32
"En Jezus, [stil] staande, riep hen en zeide: Wat wilt gij, dat Ik u doe?"
"Jezus bleef staan en riep hen bij zich: 'Wat wilt u dat ik voor u doe?'"
"Jezus bleef staan, hij riep hen en vroeg: 'Wat wilt u dat ik voor u doe?'"
"Jezus bleef staan, hij riep hen en vroeg: 'Wat wilt u dat ik voor u doe?'"
"Jezus bleef staan, riep hen bij Zich en vroeg: "Wat willen jullie?" "Here," antwoordden zij, "wij willen zo graag kunnen zien!"
Overdenking van vandaag:
"Wat wilt u dat ik doe?" Het klinkt als een eenvoudige, bijna belachelijke vraag. Maar door dit te vragen, geeft Jezus de mensen die blind zijn de mogelijkheid om twee dingen doen: (1) maak de absurditeit van hun verzoek bekend, zodat ze weten wanneer het gebeurt dat ze een echte wonder van Jezus hebben ontvangen en (2) ze te laten vragen voor de hulp die ze nodig hebben in plaats van te vertrouwen op zichzelf.
Soms zijn we in de veronderstelling dat we denken te weten wat de mensen, die we proberen te helpen, nodig hebben. Jezus wilde dat mensen geloof in hem krijgen door het wonder en zich niet alleen focussen op het wonder. Hij wilde ze in discipline krijgen van het vragen aan God wat ze nodig hebben. Misschien is dat een vraag die we ons moeten afvragen: Wat wil ik dat Jezus echt doet?
Gebed:
Heilige Vader, ik heb uw hulp nodig. Ik heb uw hulp nodig voor een aantal specifieke dingen die ik nu voor u wil brengen .... Dank u voor het luisteren naar mijn gebed in Jezus' naam. Amen.
Contekst: Matthëus 20:17-24
"En Jezus, opgaande naar Jeruzalem, nam tot Zich de twaalf discipelen alleen op den weg, en zeide tot hen: Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal den overpriesteren en Schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen; En zij zullen Hem den heidenen overleveren, om Hem te bespotten en te geselen, en te kruisigen; en ten derden dage zal Hij weder opstaan. Toen kwam de moeder der zonen van Zebedeus tot Hem met haar zonen, [Hem] aanbiddende, en begerende wat van Hem. En Hij zeide tot haar: Wat wilt gij? Zij zeide tot Hem: Zeg, dat deze mijn twee zonen zitten mogen, de een tot Uw rechter–,en de ander tot Uw linker [hand] in Uw Koninkrijk. Maar Jezus antwoordde en zeide: Gijlieden weet niet wat gij begeert; kunt gij den drinkbeker drinken, dien Ik drinken zal, en met den doop gedoopt worden, waarmede Ik gedoopt worde? Zij zeiden tot Hem: Wij kunnen. En Hij zeide tot hen: Mijn drinkbeker zult gij wel drinken, en met den doop, waarmede Ik gedoopt worde, zult gij gedoopt worden; maar het zitten tot Mijn rechter–,en tot Mijn linker [hand], staat bij Mij niet te geven, maar [het] [zal] [gegeven] [worden] dien het bereid is van Mijn Vader. En als de [andere] tien [dat] hoorden, namen zij het zeer kwalijk van de twee broeders."
"Op weg naar Jeruzalem nam Jezus de twaalf apart en hij zei tegen hen: 'Zoals jullie weten, zijn we nu op weg naar Jeruzalem. Daar zal de Mensenzoon worden uitgeleverd aan de opperpriesters en de schriftgeleerden, en ze zullen hem ter dood veroordelen en hem uitleveren aan de heidenen. Die zullen hem bespotten en geselen en aan het kruis slaan, maar op de derde dag zal hij door God worden opgewekt.' De vrouw van Zebedeüs ging met haar zonen naar hem toe en viel voor hem op de knieën om hem een gunst te vragen. 'Wat wilt u?' vroeg hij haar. Zij antwoordde: 'Beloof dat deze twee zonen van mij naast u mogen zitten in uw koninkrijk, de ene rechts, de andere links van u.' Maar Jezus zei: 'Jullie weten niet wat je vraagt! Kunnen jullie de beker drinken die ik moet drinken?' 'Ja, dat kunnen wij,' antwoordden ze. 'Jullie zullen mijn beker drinken,' zei Jezus, 'maar het is niet aan mij te bepalen wie rechts of links van mij zal zitten. Die plaatsen zijn voor de mensen voor wie mijn Vader ze bestemd heeft.' Toen de tien anderen ervan hoorden, werden ze kwaad op de twee broers."
"Toen Jezus zou opgaan naar Jeruzalem, nam Hij de twaalven terzijde, en onderweg sprak Hij tot hen: Zie, wij gaan op naar Jeruzalem en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden aan de overpriesters en schriftgeleerden en zij zullen Hem ter dood veroordelen. En zij zullen Hem overleveren aan de heidenen om Hem te bespotten en te geselen en te kruisigen, en ten derden dage zal Hij opgewekt worden. Toen kwam de moeder der zonen van Zebedeus tot Hem, met haar zonen, en zij boog zich voor Hem neder, om iets van Hem te vragen. Hij zeide tot haar: Wat wilt gij? Zij zeide tot Hem: Zeg, dat deze mijn twee zonen mogen zitten, een aan uw rechterzijde en een aan uw linkerzijde in uw Koninkrijk. En Jezus antwoordde en zeide: Gij weet niet wat gij vraagt. Kunt gij de beker drinken, die Ik zal drinken? Zij zeiden tot Hem: Wij kunnen het. Hij zeide tot hen: Mijn beker zult gij wel drinken, maar het zitten aan mijn rechterzijde en linkerzijde staat niet aan Mij te geven, maar het is voor hen, voor wie het bereid is door mijn Vader. En toen de tien dit hoorden, namen zij het de beide broeders kwalijk."
"Onderweg naar Jeruzalem nam Jezus de twaalf leerlingen apart. Hij zei tegen hen: 'We zijn nu op weg naar Jeruzalem, waar de Mensenzoon zal worden uitgeleverd aan de hogepriesters en de schriftgeleerden, die hem ter dood zullen veroordelen. Ze zullen hem uitleveren aan de heidenen, die de spot met hem zullen drijven en hem zullen geselen en kruisigen. Maar op de derde dag zal hij worden opgewekt uit de dood.' Daarop kwam de moeder van de zonen van Zebedeüs met haar zonen naar hem toe. Ze viel voor hem neer om hem een gunst te vragen. Hij vroeg haar: 'Wat wilt u?' Ze antwoordde: 'Beloof me dat deze twee zonen van mij in uw koninkrijk naast u mogen zitten, de een rechts van u en de ander links.' Maar Jezus zei hun: 'Jullie weten niet wat je vraagt. Kunnen jullie de beker drinken die ik zal moeten drinken?' 'Ja, dat kunnen wij, 'antwoordden ze. Toen zei hij: 'Uit mijn beker zullen jullie inderdaad drinken, maar wie er rechts en links van mij zullen zitten kan ik niet bepalen, die plaatsen behoren toe aan hen voor wie mijn Vader ze heeft bestemd.' Toen de andere leerlingen hiervan hoorden, werden ze woedend op de twee broers."
"Onderweg naar Jeruzalem nam Jezus Zijn twaalf discipelen even apart. Hij vertelde hun wat er met Hem zou gebeuren als zij in de stad aankwamen. "Ik zal in handen van de leidende priesters en de godsdienstleraars vallen. Ze zullen Mij ter dood veroordelen. Daarna zal Ik worden uitgeleverd aan de Romeinen. Die zullen Mij bespotten, afranselen en kruisigen. Maar op de derde dag zal Ik weer levend worden." De moeder van Jakobus en Johannes kwam met haar twee zonen naar Jezus toe. Zij boog zich voor Hem neer om Hem iets te vragen. "Wat wilt u?" vroeg Hij. "Ik wil graag dat U belooft dat mijn twee zoons in Uw Koninkrijk naast Uw troon mogen zitten. Eén links en één rechts van U." Jezus zei: "U weet niet wat u vraagt." Hij keek Jakobus en Johannes aan en vroeg hun: "Kunnen jullie uit de beker drinken waaruit Ik zal drinken?" "Ja," antwoordden zij. "Inderdaad," zei Hij. "Jullie zullen uit mijn beker drinken. Maar wie aan weerskanten van mijn troon zullen zitten, beslis Ik niet. Die plaatsen zijn bestemd voor de mensen die mijn Vader heeft uitgekozen." De tien andere discipelen waren hevig verontwaardigd, toen zij hoorden wat Jacobus en Johannes hadden gevraagd."
Lees deze Wat Jezus deed in:
- Engels
Vorige Wat Jezus Deed
27 september 2025 | Matthëus 20:29-31 |
26 september 2025 | Matthëus 20:28 |
25 september 2025 | Matthëus 20:26-27 |
24 september 2025 | Matthëus 20:25-26 |
23 september 2025 | Matthëus 20:24 |
22 september 2025 | Matthëus 20:22-23 |
21 september 2025 | Matthëus 20:20-21 |
← Home