Woensdag 17 september 2025
Matthëus 20:13
"Doch hij, antwoordende, zeide tot een van hen: Vriend! ik doe u geen onrecht; zijt gij niet met mij eens geworden voor een penning?"
"Maar hij zei tegen een van hen: Vriend, ik doe je toch niet tekort? Ben je met mij niet een zilverstuk als dagloon overeengekomen?"
"Hij gaf een van hen ten antwoord: "Beste man, ik behandel je toch niet onrechtvaardig? Je hebt toch ingestemd met het loon van één denarie?"
"Hij gaf een van hen ten antwoord: "Beste man, ik behandel je toch niet onrechtvaardig? Je hebt toch ingestemd met het loon van één denarie?"
"Hij antwoordde: 'Vriend, ik heb u toch niets tekort gedaan! Hadden we niet afgesproken dat u voor een dagloon bij mij zou komen werken?"
Overdenking van vandaag:
Soms ben ik bang dat we vergeten wie God is. We vergeten dat hij de eigenaar van de wijngaard is. Hij bestuurt het niet; hij maakte het. Hij bewaakt het niet; hij creëerde het. God is God. We moeten dienen, want hij is God. Hij heeft geen andere reden om ons genadig te zijn dan dat hij ons lief heeft en genadig is. Maar we hebben geen reden om van hem te verwachten, nog minder dan te eisen, om genadig te zijn, behalve dat hij beloofde genadig te zijn. Als we zouden krijgen wat we verdienen, zouden we worden weggelaten en genegeerd en vernederd en veroordeeld worden volgens de normale verwachtingen.
Maar God behandelt ons niet zoals we verdienen. Hij reikt ons de genade aan om iets waardevols te doen met ons leven. Hij biedt ons de verzoening voor onze zonden. Hij belooft vrijwillig aan ons een leven met hem. Dus hoe kunnen we zeuren of ruzie maken wanneer hij ons veel meer gegeven heeft dan eerlijk is?
Gebed:
Heilig en rechtvaardig God, Schepper en Volhouder van alles wat is en was en altijd zal zijn. Ik prijs u voor uw genade en barmhartigheid. Ik prijs u voor uw heiligheid en macht. Ik prijs u voor uw plan van verlossing in Jezus Christus. Ik prijs u, want u bent God en verdient alle lof. In de naam van Jezus Christus, mijn Heer, wil ik u voor eeuwig en altijd prijzen. Amen.
Contekst: Matthëus 20:1-16
"Want het Koninkrijk der hemelen is gelijk een heer des huizes, die met den morgenstond uitging, om arbeiders te huren in zijn wijngaard. En als hij met de arbeiders eens geworden was, voor een penning des daags, zond hij hen heen in zijn wijngaard. En uitgegaan zijnde omtrent de derde ure, zag hij anderen, ledig staande op de markt. En hij zeide tot dezelve: Gaat ook gij heen in den wijngaard, en zo wat recht is, zal ik u geven. En zij gingen. Wederom uitgegaan zijnde omtrent de zesde en negende ure, deed hij desgelijks. En uitgegaan zijnde omtrent de elfde ure, vond hij anderen ledig staande, en zeide tot hen: Wat staat gij hier den gehelen dag ledig? Zij zeiden tot hem: Omdat ons niemand gehuurd heeft. Hij zeide tot hen: Gaat ook gij heen in den wijngaard, en zo wat recht is, zult gij ontvangen. Als het nu avond geworden was, zeide de heer des wijngaards, tot zijn rentmeester: Roep de arbeiders, en geef hun het loon, beginnende van de laatsten tot de eersten. En als zij kwamen, die ter elfder ure [gehuurd] [waren], ontvingen zij ieder een penning. En de eersten komende, meenden, dat zij meer ontvangen zouden; en zij zelven ontvingen ook elk een penning. En [dien] ontvangen hebbende, murmureerden zij tegen den heer des huizes, Zeggende: Deze laatsten hebben [maar] een uur gearbeid, en gij hebt ze ons gelijk gemaakt, die den last des daags en de hitte gedragen hebben. Doch hij, antwoordende, zeide tot een van hen: Vriend! ik doe u geen onrecht; zijt gij niet met mij eens geworden voor een penning? Neem het uwe en ga heen. Ik wil dezen laatsten ook geven, gelijk als u. Of is het mij niet geoorloofd, te doen met het mijne, wat ik wil? Of is uw oog boos, omdat ik goed ben? Alzo zullen de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten; want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren."
"'Het hemelse koninkrijk is immers te vergelijken met een landeigenaar die 'smorgens vroeg arbeiders ging huren voor zijn wijngaard. Hij kwam met hen overeen, dat hij hun als dagloon een zilverstuk zou uitbetalen en stuurde ze naar zijn wijngaard. Om negen uur ging hij weer de straat op en zag op het marktplein nog meer mannen die geen werk hadden. Kom ook werken in mijn wijngaard, zei hij tegen hen, ik zal jullie een eerlijk loon geven. En zij gingen. Om twaalf uur en om drie uur deed de eigenaar hetzelfde. Het was vijf uur in de middag toen hij weer de straat opging en nog mensen zonder werk vond. Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk? vroeg hij. Omdat niemand ons gehuurd heeft, antwoordden ze. Komen jullie ook maar naar mijn wijngaard, zei hij. Toen het avond was geworden, zei de eigenaar van de wijngaard tegen zijn opzichter: Roep de arbeiders en betaal hun loon uit. Begin bij hen die het laatst zijn gekomen en eindig bij hen die het eerst zijn gekomen. De arbeiders die om vijf uur begonnen waren, kwamen naar voren en kregen elk een zilverstuk uitbetaald. Toen zij die 'smorgens vroeg begonnen waren, naar voren kwamen, dachten ze dat ze meer zouden ontvangen, maar ook zij kregen elk een zilverstuk. Ze namen het aan, maar begonnen tegen de eigenaar te mopperen: Wie het laatst gekomen zijn, hebben maar één uur gewerkt en u hebt hun evenveel laten uitbetalen als ons die de hele dag zwaar hebben moeten werken in de hitte. Maar hij zei tegen een van hen: Vriend, ik doe je toch niet tekort? Ben je met mij niet een zilverstuk als dagloon overeengekomen? Neem dan wat je toekomt en ga. Ik wil aan hem die het laatst kwam evenveel geven als aan jou. Mag ikmet mijn geld niet doen wat ik wil? Of ben je afgunstig omdat ik goed ben? Zo zullen dus,' zei Jezus tenslotte, 'de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten.'"
"Want het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een heer des huizes, die des morgens vroeg arbeiders voor zijn wijngaard ging huren. Toen hij het met de arbeiders eens geworden was voor een schelling's daags zond hij hen in zijn wijngaard. En omstreeks het derde uur ging hij naar buiten en zag nog anderen werkloos op de markt staan, en hij zeide tot hen: Gaat ook gij in de wijngaard en wat billijk is zal ik u geven. En zij gingen. Omstreeks het zesde en het negende uur ging hij weer naar buiten en handelde evenzo. Toen hij omstreeks het elfde uur naar buiten ging, vond hij nog anderen staan en zeide tot hen: Waarom staat gij hier de gehele dag werkloos? Zij zeiden tot hem: Omdat niemand ons gehuurd heeft. Hij zeide tot hen: Gaat ook gij in de wijngaard. Toen de avond viel, zeide de heer van de wijngaard tot zijn opzichter: Roep de arbeiders en betaal het loon uit, te beginnen bij de laatsten, tot de eersten. Toen zij, die omstreeks het elfde uur gehuurd waren, kwamen, ontvingen zij ieder een schelling. En toen de eersten kwamen, meenden dezen, dat zij meer zouden ontvangen. En zij ontvingen eveneens ieder een schelling. Toen zij die ontvingen, morden zij tegen de heer des huizes, en zij zeiden: Deze laatsten hebben een uur gewerkt en gij hebt hen met ons gelijkgesteld, die een zware dag en de hitte hebben doorstaan. Maar hij antwoordde een van hen en zeide: Vriend, ik doe u geen onrecht. Zijt gij het niet met mij eens geworden voor een schelling? Neem het uwe en ga heen; ik wil deze laatsten hetzelfde geven als u. Staat het mij niet vrij met het mijne te doen, wat ik wil? Of is uw oog boos, omdat ik goed ben? Alzo zullen de laatsten de eersten en de eersten de laatsten zijn."
"Het is met het koninkrijk van de hemel als met een landheer die er bij het ochtendgloren op uittrok om dagloners voor zijn wijngaard te zoeken. Nadat hij met de arbeiders een dagloon van een denarie overeengekomen was, stuurde hij hen naar zijn wijngaard. Drie uur later trok hij er opnieuw op uit, en toen hij anderen werkloos op het marktplein zag staan, zei hij ook tegen hen: "Gaan jullie ook maar naar de wijngaard, de betaling zal rechtvaardig zijn." En ze gingen erheen. Rond het middaguur ging hij er nogmaals op uit, en drie uur later weer, en handelde als tevoren. Toen hij tegen het elfde uur van de dag nog eens op weg ging, trof hij een groepje dat er nog steeds stond. Hij vroeg hun: "Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk?" "Niemand wilde ons in dienst nemen, "antwoordden ze. Hij zei hun: "Gaan jullie ook maar naar de wijngaard." Toen de avond gevallen was, zei de heer van de wijngaard tegen zijn rentmeester: "Roep de arbeiders bij je en betaal hun het loon uit. Begin daarbij met de laatsten en eindig met de eersten." En zij die er vanaf het elfde uur waren, kwamen naar voren en kregen ieder een denarie. En toen zij die als eersten waren gekomen naar voren stapten, dachten ze dat zij wel meer zouden krijgen. Maar ook zij kregen ieder die ene denarie. Toen ze die in handen hadden, gingen ze bij de landheer hun beklag doen: "Die laatsten hebben één uur gewerkt en u behandelt hen zoals u ons behandelt, terwijl wij het onder de brandende zon de hele dag hebben volgehouden." Hij gaf een van hen ten antwoord: "Beste man, ik behandel je toch niet onrechtvaardig? Je hebt toch ingestemd met het loon van één denarie? Neem dan aan wat je toekomt en ga. Ik wil aan die laatsten nu eenmaal hetzelfde betalen als aan jou. Of mag ik met mijn geld niet doen wat ik wil? Zet het kwaad bloed dat ik goed ben?" Zo zullen de laatsten de eersten zijn en de eersten de laatsten.'"
"U kunt zich het Koninkrijk van de hemelen zo voorstellen: De eigenaar van een landgoed ging er 's morgens vroeg op uit om arbeiders te huren voor het werk in zijn wijngaard. Hij kwam met de arbeiders overeen dat hij ze een volledig dagloon zou betalen en zette hen aan het werk. Een paar uur later ging hij er weer op uit. Op de markt zag hij werkeloze mannen staan. Hij zei dat zij ook in de wijngaard konden gaan werken en dat hij ze zou betalen wat redelijk was. En ze gingen. Om twaalf uur en om drie uur deed hij hetzelfde. Om een uur of vijf ging hij nog eens naar de stad. Weer zag hij een stel mannen die niets te doen hadden. 'Waarom hangen jullie hier de hele dag rond?' vroeg hij. 'Omdat niemand ons heeft gevraagd te komen werken', antwoordden zij. 'Ga maar naar mijn wijngaard om de anderen te helpen', reageerde hij daarop. 's Avonds zei hij tegen zijn bedrijfsleider: 'Roep alle arbeiders bijeen en betaal hun loon uit. Begin bij de mannen die het laatst zijn gekomen en eindig bij hen die hier het eerst waren.' De mannen die om vijf uur waren aangenomen, kregen allemaal een volledig dagloon. De mannen die eerder waren komen werken, verwachtten daardoor dat zij veel meer zouden krijgen. Maar toen zij aan de beurt waren, kregen ze precies evenveel als de anderen. Zij mopperden: 'Die kerels hebben maar één uur gewerkt! En u geeft hun hetzelfde loon als ons die de hele dag in de brandende zon hebben gezwoegd.' Hij antwoordde: 'Vriend, ik heb u toch niets tekort gedaan! Hadden we niet afgesproken dat u voor een dagloon bij mij zou komen werken? Nu, neem uw geld en ga naar huis. Ik wil u allemaal hetzelfde betalen. Mag ik mijn geld niet weggeven als ik dat wil? Of neemt u mij kwalijk dat ik goed ben?' Nu begrijpt u zeker wel dat de laatsten de eersten zullen zijn en de eersten de laatsten."
Lees deze Wat Jezus deed in:
- Engels
Vorige Wat Jezus Deed
16 september 2025 | Matthëus 20:10-12 |
15 september 2025 | Matthëus 20:8-9 |
14 september 2025 | Matthëus 20:1-7 |
13 september 2025 | Matthëus 19:27-30 |
12 september 2025 | Matthëus 19:25-26 |
11 september 2025 | Matthëus 19:23-24 |
10 september 2025 | Matthëus 19:21-22 |
← Home