Zondag 17 augustus 2025
Matthëus 17:24-27
"En als zij te Kapernaum ingekomen waren, gingen tot Petrus die de didrachmen ontvingen, en zeiden: Uw Meester, betaalt Hij de didrachmen niet? Hij zeide: Ja. En toen hij in huis gekomen was, voorkwam hem Jezus, zeggende: Wat dunkt u, Simon! de koningen der aarde, van wie nemen zij tollen of schatting, van hun zonen, of van de vreemden? Petrus zeide tot Hem: Van de vreemden. Jezus zeide tot hem: Zo zijn dan de zonen vrij. Maar opdat wij hun geen aanstoot geven, ga heen naar de zee, werp den angel [uit], en den eersten vis, die opkomt, neem, en zijn mond geopend hebbende, zult gij een stater vinden; neem dien, en geef hem aan hen voor Mij en u."
"Ze kwamen in Kafarnaum aan en daar kwamen de ontvangers van de tempelbelasting naar Petrus toe en vroegen: 'Betaalt uw meester de tempelbelasting niet?' Petrus antwoordde: 'Zeker wel.' Toen Petrus thuiskwam, was Jezus hem voor met de vraag: 'Wat denk je, Simon? Wie moeten aan een koning hier op aarde tol of belasting betalen: de inwoners van zijn land of vreemden?' 'Vreemden,' antwoordde Petrus. 'Dat betekent dus,' zei Jezus, 'dat de inwoners zijn vrijgesteld! Maar we zullen hen niet voor het hoofd stoten. Ga naar het meer, werp je hengel uit en pak de eerste vis die je aan de haak slaat, open zijn bek en je zult een zilverstuk vinden. Neem dat mee en betaal hun voor mij en voor jou.'"
"Toen ze in Kafarnaüm waren aangekomen, kwamen de inners van de tempelbelasting bij Petrus en vroegen: 'Draagt uw meester de dubbeldrachme niet af?' Hij antwoordde: 'Zeker wel!' Toen hij thuiskwam, was Jezus hem voor met de vraag: 'Wat denk je, Simon? Van wie innen de heersers op aarde tol of belasting? Van hun eigen kinderen of van anderen?' Op zijn antwoord: 'Van anderen, 'zei Jezus tegen hem: 'Dan zijn de kinderen dus vrijgesteld. Maar laten we hen niet voor het hoofd stoten; ga naar het meer, werp daar je hengel uit en haal de vis die het eerst bijt van de haak. Als je zijn bek opent, zul je een vierdrachmenstuk vinden. Neem dat mee en betaal hun voor ons allebei.'"
"Toen ze in Kafarnaüm waren aangekomen, kwamen de inners van de tempelbelasting bij Petrus en vroegen: 'Draagt uw meester de dubbeldrachme niet af?' Hij antwoordde: 'Zeker wel!' Toen hij thuiskwam, was Jezus hem voor met de vraag: 'Wat denk je, Simon? Van wie innen de heersers op aarde tol of belasting? Van hun eigen kinderen of van anderen?' Op zijn antwoord: 'Van anderen, 'zei Jezus tegen hem: 'Dan zijn de kinderen dus vrijgesteld. Maar laten we hen niet voor het hoofd stoten; ga naar het meer, werp daar je hengel uit en haal de vis die het eerst bijt van de haak. Als je zijn bek opent, zul je een vierdrachmenstuk vinden. Neem dat mee en betaal hun voor ons allebei.'"
"In Kapernaüm kwamen de ontvangers van de tempelbelas ting naar Petrus toe en vroegen: "Betaalt uw meester wel belasting?" "Natuurlijk," antwoordde Petrus. Hij ging naar huis om er met Jezus over te praten. Maar Deze was hem voor. "Petrus, van wie eisen de koningen belasting of schatting? Van hun eigen burgers of van volken die ze hebben onderworpen?" "Van volken die zij hebben onderworpen," antwoordde Petrus. "De burgers zijn dus vrijgesteld," zei Jezus. "Maar wij zullen die belastingontvangers niet kwaad maken. Ga naar het meer en gooi een lijn uit. In de bek van de eerste vis die je vangt, zul je een geldstuk vinden. Dat is genoeg om de tempelbelasting te betalen, voor jou en voor Mij."
Overdenking van vandaag:
Wat een raar verhaal en nog vreemder dat het hier tussen de vertellingen geplaatst is. Maar het is hier als een herinnering voor ons dat we leven in een aardse wereld met aardse verplichtingen en aardse invloeden.
Terwijl onze waarden en glorie van onze Messias niet kunnen worden weergegeven op een manier die de wereld begrijpt, is onze verantwoordelijkheid om een goede burger te zijn en om te participeren in de samenleving van essentieel belang. We kunnen geen invloed hebben op mensen om tot Christus te komen, als ze geen respect hebben voor onze wens om mensen van integriteit te zijn als wij het karakter van onze Heiland in de wereld weerspiegelen waarin anderen leven.
Gebed:
Liefdevolle Vader, bescherm alstublieft mijn invloed voor de schade die komt van de lasteraars en critici die mijn christelijke invloed weg willen werken. Vergeef me voor mijn overtredingen in het verleden, reinig mij en maak me heilig, en geef mij kracht om Jezus te volgen met gedurfde moed en trouwe integriteit. In Jezus' naam bid ik. Amen.
Contekst: Matthëus 17:14-27
"En als zij bij de schare gekomen waren, kwam tot Hem een mens, vallende voor Hem op de knieen, en zeggende: Heere! ontferm U over mijn zoon; want hij is maanziek, en is in zwaar lijden; want menigmaal valt hij in het vuur, en menigmaal in het water. En ik heb hem tot Uw discipelen gebracht, en zij hebben hem niet kunnen genezen. En Jezus, antwoordende, zeide: O, ongelovig en verkeerd geslacht, hoe lang zal Ik nog met ulieden zijn, hoe lang zal Ik u nog verdragen? Brengt hem Mij hier. En Jezus bestrafte hem, en de duivel ging van hem uit, en het kind werd genezen van die ure af. Toen kwamen de discipelen tot Jezus alleen, en zeiden: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen? En Jezus zeide tot hen: Om uws ongeloofs wil; want voorwaar zeg Ik u: Zo gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tot dezen berg zeggen: Ga heen van hier derwaarts, en hij zal heengaan; en niets zal u onmogelijk zijn. Maar dit geslacht vaart niet uit, dan door bidden en vasten. En als zij in Galilea verkeerden, zeide Jezus tot hen: De Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen der mensen; En zij zullen Hem doden, en ten derden dage zal Hij opgewekt worden. En zij werden zeer bedroefd. En als zij te Kapernaum ingekomen waren, gingen tot Petrus die de didrachmen ontvingen, en zeiden: Uw Meester, betaalt Hij de didrachmen niet? Hij zeide: Ja. En toen hij in huis gekomen was, voorkwam hem Jezus, zeggende: Wat dunkt u, Simon! de koningen der aarde, van wie nemen zij tollen of schatting, van hun zonen, of van de vreemden? Petrus zeide tot Hem: Van de vreemden. Jezus zeide tot hem: Zo zijn dan de zonen vrij. Maar opdat wij hun geen aanstoot geven, ga heen naar de zee, werp den angel [uit], en den eersten vis, die opkomt, neem, en zijn mond geopend hebbende, zult gij een stater vinden; neem dien, en geef hem aan hen voor Mij en u."
"Toen ze bij de menigte gekomen waren, kwam er iemand naar Jezus toe die voor hem op de knieën viel en zei: 'Heer, heb medelijden met mijn zoon; hij lijdt aan vallende ziekte en is er slecht aan toe. Dikwijls valt hij in het vuur of in het water. Ik heb hem bij uw leerlingen gebracht, maar zij konden hem niet genezen.' 'Wat is dit toch een ongelovig en verkeerd soort mensen!' zei Jezus. 'Hoe lang moet ik nog bij u zijn? Hoe lang moet ik u nog verdragen? Breng hem hier.' En hij sprak de demon bestraffend toe en deze verliet de jongen. Die was vanaf dat ogenblik genezen. Toen de leerlingen met Jezus alleen waren, vroegen ze hem: 'Waarom konden wij die geest niet uitdrijven?' 'Omdat jullie geloof zo klein is,' antwoordde hij. 'Ik zeg jullie: als je geloof zoveel kracht heeft als een mosterdzaadje, kun je tegen die berg zeggen: Ga van hier naar daar, en hij gaat. Ja, dan is niets onmogelijk voor je!' Toen ze bij elkaar waren in Galilea, zei Jezus tegen zijn leerlingen: 'De Mensenzoon zal worden uitgeleverd aan mensen die hem zullen doden, maar op de derde dag zal hij door God worden opgewekt.' De leerlingen werden zeer bedroefd. Ze kwamen in Kafarnaum aan en daar kwamen de ontvangers van de tempelbelasting naar Petrus toe en vroegen: 'Betaalt uw meester de tempelbelasting niet?' Petrus antwoordde: 'Zeker wel.' Toen Petrus thuiskwam, was Jezus hem voor met de vraag: 'Wat denk je, Simon? Wie moeten aan een koning hier op aarde tol of belasting betalen: de inwoners van zijn land of vreemden?' 'Vreemden,' antwoordde Petrus. 'Dat betekent dus,' zei Jezus, 'dat de inwoners zijn vrijgesteld! Maar we zullen hen niet voor het hoofd stoten. Ga naar het meer, werp je hengel uit en pak de eerste vis die je aan de haak slaat, open zijn bek en je zult een zilverstuk vinden. Neem dat mee en betaal hun voor mij en voor jou.'"
"En toen zij bij de schare gekomen waren, kwam iemand tot Hem, knielde voor Hem neder, en zeide: Here, heb medelijden met mijn zoon, want hij is maanziek en hij is er slecht aan toe; want dikwijls valt hij in het vuur en dikwijls in het water. En ik heb hem naar uw discipelen gebracht en zij hebben hem niet kunnen genezen. Jezus antwoordde en zeide: O, ongelovig en verkeerd geslacht, hoelang zal Ik nog bij u zijn? Hoelang zal Ik u nog verdragen? Breng hem Mij hier. En Jezus bestrafte hem en de boze geest ging van hem uit, en de knaap was genezen van dat ogenblik af. Toen kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden, toen zij met Hem alleen waren: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitdrijven? Hij zeide tot hen: Vanwege uw kleingeloof. Want voorwaar, Ik zeg u, indien gij een geloof hebt als een mosterdzaad, zult gij tot deze berg zeggen: Verplaats u vanhier daarheen en hij zal zich verplaatsen en niets zal u onmogelijk zijn. Maar dit geslacht vaart niet uit dan door bidden en vasten. Terwijl zij samen in Galilea verkeerden, zeide Jezus tot hen: De Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen der mensen, en zij zullen Hem ter dood brengen en ten derden dage zal Hij opgewekt worden. En zij werden zeer bedroefd. Toen zij te Kafarnaum kwamen, traden de ontvangers van het hoofdgeld op Petrus toe en zeiden: Betaalt uw Meester het hoofdgeld niet? Hij zeide: Zeker wel. Hij zeide: Zeker wel. En toen hij thuiskwam, was Jezus hem voor met de vraag: Wat dunkt u, Simon? Van wie heffen aardse koningen rechten of belasting? Van hun zonen of van de vreemden? Toen hij zeide: Van de vreemden, sprak Jezus tot hem: Zo zijn dus de zonen vrij. Maar opdat wij hun geen aanstoot geven, ga gij naar de zee, werp een vishaak uit en de eerste vis, die bovenkomt, grijp die. En wanneer gij zijn bek opendoet, zult gij een zilverstuk vinden. Neem dat en geeft het hun voor Mij en voor u."
"Toen ze zich weer bij de mensenmassa voegden, kwam er iemand naar hem toe die voor hem op zijn knieën viel en zei: 'Heer, heb medelijden met mijn zoon, want hij is maanziek en lijdt daar erg onder; hij valt dikwijls in het vuur of in het water. Ik heb hem bij uw leerlingen gebracht, maar zij konden hem niet genezen.' Jezus antwoordde: 'Wat zijn jullie toch een ongelovig en dwars volk, hoe lang moet ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet ik jullie nog verdragen? Breng hem bij me.' Daarop sprak Jezus de demon op strenge toon toe. Deze ging uit de jongen weg, en vanaf dat moment was hij genezen. Later kwamen de leerlingen naar Jezus toe. Eenmaal met hem alleen vroegen ze: 'Waarom konden wij die geest niet uitdrijven?' Hij antwoordde: 'Vanwege jullie gebrek aan geloof. Ik verzeker jullie: als jullie geloof hebben als een mosterdzaadje, dan zullen jullie tegen die berg zeggen: "Verplaats je van hier naar daar!"en dan zal hij zich verplaatsen. Niets zal voor jullie onmogelijk zijn.' Terwijl ze door Galilea trokken, zei Jezus tegen hen: 'De Mensenzoon zal uitgeleverd worden aan de mensen. Die zullen hem doden, maar op de derde dag zal hij uit de dood worden opgewekt.' Dit maakte hen zeer bedroefd. Toen ze in Kafarnaüm waren aangekomen, kwamen de inners van de tempelbelasting bij Petrus en vroegen: 'Draagt uw meester de dubbeldrachme niet af?' Hij antwoordde: 'Zeker wel!' Toen hij thuiskwam, was Jezus hem voor met de vraag: 'Wat denk je, Simon? Van wie innen de heersers op aarde tol of belasting? Van hun eigen kinderen of van anderen?' Op zijn antwoord: 'Van anderen, 'zei Jezus tegen hem: 'Dan zijn de kinderen dus vrijgesteld. Maar laten we hen niet voor het hoofd stoten; ga naar het meer, werp daar je hengel uit en haal de vis die het eerst bijt van de haak. Als je zijn bek opent, zul je een vierdrachmenstuk vinden. Neem dat mee en betaal hun voor ons allebei.'"
"Uit de mensen die aan de voet van de berg stonden te wachten, kwam een man naar Jezus toe. "Here," zei hij smekend en viel voor Hem op de knieën. "Heb medelijden met mijn zoon. Hij lijdt aan vallende ziekte. Het is heel erg met hem. Hij valt vaak in het vuur en in het water. Daarom heb ik hem bij Uw discipelen gebracht. Maar zij konden hem niet genezen." "Och," zuchtte Jezus. "Wat zijn jullie toch ongelovig en verdorven! Hoe lang moet Ik jullie nog verdragen? Breng die jongen maar hier." Hij bestrafte de boze geest in de jongen en die ging er meteen uit. Van dat moment af was de jongen genezen. Achteraf vroegen de discipelen Hem: "Waarom konden wij die boze geest niet uit die jongen wegjagen?" "Omdat jullie zo weinig geloof hebben," antwoordde Jezus. "Als jullie geloof maar zo klein is als een mosterdzaadje en je zegt tegen deze berg: 'Ga weg,' dan gaat hij weg. Dan is niets onmogelijk voor je. Dit soort boze geesten wordt alleen verdreven wanneer jullie ervoor bidden en vasten." In de tijd dat zij door Galilea trokken, zei Jezus: "Het is bijna zover dat Ik in de handen van de mensen zal vallen. Ze zullen Mij vermoorden. Maar op de derde dag zal Ik weer levend worden." Deze woorden maakten de discipelen erg verdrietig. In Kapernaüm kwamen de ontvangers van de tempelbelas ting naar Petrus toe en vroegen: "Betaalt uw meester wel belasting?" "Natuurlijk," antwoordde Petrus. Hij ging naar huis om er met Jezus over te praten. Maar Deze was hem voor. "Petrus, van wie eisen de koningen belasting of schatting? Van hun eigen burgers of van volken die ze hebben onderworpen?" "Van volken die zij hebben onderworpen," antwoordde Petrus. "De burgers zijn dus vrijgesteld," zei Jezus. "Maar wij zullen die belastingontvangers niet kwaad maken. Ga naar het meer en gooi een lijn uit. In de bek van de eerste vis die je vangt, zul je een geldstuk vinden. Dat is genoeg om de tempelbelasting te betalen, voor jou en voor Mij."
Lees deze Wat Jezus deed in:
- Engels
Vorige Wat Jezus Deed
16 augustus 2025 | Matthëus 17:22-23 |
15 augustus 2025 | Matthëus 17:19-20 |
14 augustus 2025 | Matthëus 17:14-18 |
13 augustus 2025 | Matthëus 17:10-13 |
12 augustus 2025 | Matthëus 17:9 |
11 augustus 2025 | Matthëus 17:2-8 |
10 augustus 2025 | Matthëus 17:1 |
← Home