Maandag 4 mei 2026
Johannes 6:35
"En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten."
"'Ik ben het brood dat leven geeft,' antwoordde Jezus. 'Wie bij mij komt, zal nooit meer honger krijgen en wie in mij gelooft, zal nooit meer dorst krijgen."
"'Ik ben het brood dat leven geeft, 'zei Jezus. 'Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben."
"'Ik ben het brood dat leven geeft, 'zei Jezus. 'Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben."
"Jezus antwoordde: "Ik ben het brood dat leven geeft. Wie bij Mij komt, zal nooit meer honger krijgen. Wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst krijgen."
Overdenking van vandaag:
Honger is een krachtige motivator. Wanneer mensen genoeg honger hebben, zullen zij bijna alles doen om voedsel te krijgen. Wat als we zo'n honger zouden hebben naar God? Wat als we zo'n honger hadden naar Gods Brood, zijn zoon Jezus?
Hoewel we geleerd hebben onze honger te herkennen, kunnen velen vandaag dat lege plekje in hun ziel niet identificeren, de pijn in hun hart, als een honger naar God. Alleen God kan door zijn zoon Jezus dat lege plekje echt vullen. Jezus is degene die onze geestelijke dorst lest en onze geestelijke honger stilt. Kom naar hem. Luister naar hem. Laten zijn woorden en zijn liefde je leven geven!
Gebed:
Les mijn dorstige ziel, God, en bevredig mijn geestelijke honger. Ik heb geprobeerd de leegte te vullen met afleidingen en kleinigheden die niet voldoen. Vader, alleen Jezus kan deze lege plek in mijn ziel vullen. Alleen uw zoon kan me door de moeilijke dagen helpen waarmee ik te maken krijg. Ik geloof in u, Heer Jezus. Ik prijs u. Amen.
Contekst: Johannes 6:22-40
"Des anderen daags de schare, die aan de andere zijde der zee stond, ziende, dat aldaar geen ander scheepje was dan dat ene, daar Zijn discipelen ingegaan waren, en dat Jezus met Zijn discipelen in dat scheepje niet was gegaan, maar [dat] Zijn discipelen alleen weggevaren waren; (Doch er kwamen andere scheepjes van Tiberias, nabij de plaats, waar zij het brood gegeten hadden, als de Heere gedankt had.) Toen dan de schare zag, dat Jezus aldaar niet was, noch Zijn discipelen, zo gingen zij ook in de schepen, en kwamen te Kapernaum, zoekende Jezus. En als zij Hem gevonden hadden over de zee, zeiden zij tot Hem: Rabbi, wanneer zijt Gij hier gekomen? Jezus antwoordde hun en zeide: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: gij zoekt Mij, niet omdat gij tekenen gezien hebt, maar omdat gij van de broden gegeten hebt, en verzadigd zijt. Werkt niet [om] de spijs, die vergaat, maar [om] de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen ulieden geven zal; want Dezen heeft God de Vader verzegeld. Zij zeiden dan tot Hem: Wat zullen wij doen, opdat wij de werken Gods mogen werken? Jezus antwoordde en zeide tot hen: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, Dien Hij gezonden heeft. Zij zeiden dan tot Hem: Wat teken doet Gij dan, opdat wij het mogen zien, en U geloven? Wat werkt Gij? Onze vaders hebben het Manna gegeten in de woestijn; gelijk geschreven is: Hij gaf hun het brood uit den hemel te eten. Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Mozes heeft u niet gegeven het brood uit den hemel; maar Mijn Vader geeft u dat ware Brood uit den hemel. Want het Brood Gods is Hij, Die uit den hemel nederdaalt, en Die der wereld het leven geeft. Zij zeiden dan tot Hem: Heere, geef ons altijd dit Brood. En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten. Maar Ik heb u gezegd, dat gij Mij ook gezien hebt, en gij gelooft niet. Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Want Ik ben uit den hemel nedergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft. En dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze, maar hetzelve opwekke ten uitersten dage. En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage."
"De volgende dag was de menigte nog aan de overkant van het meer. De mensen hadden gezien dat er maar één boot was en dat Jezus niet met zijn leerlingen was meegegaan, maar dat zij zonder hem vertrokken waren. Nu legden er boten uit Tiberias aan, dicht bij de plek waar de Heer het dankgebed had uitgesproken en zij het brood hadden gegeten. Omdat de mensen hadden gezien dat Jezus er niet was en zijn leerlingen ook niet, stapten zij in die boten en voeren naar Kafarnaum om hem daar te zoeken. Toen ze Jezus aan de overkant van het meer gevonden hadden, vroegen ze hem: 'Rabbi, wanneer bent u hier gekomen?' 'Ik verzeker u,' antwoordde Jezus hun, 'u zoekt mij niet omdat u wondertekenen gezien hebt, maar omdat u brood hebt gegeten, zoveel als u maar wilde. Werk niet voor voedsel dat bederft, maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft. Dat zal de Mensenzoon u geven; de Vader, God zelf, heeft hem daartoe de bevoegdheid gegeven.' 'Wat is het werk dat God van ons vraagt?' vroegen ze. 'Wat moeten we doen?' 'Het enige dat God u vraagt te doen is: geloven in hem die hij gezonden heeft,' antwoordde hij hun. Ze zeiden: 'Kunt u ons een wonderteken laten zien? Dan zullen we u geloven! Wat kunt u doen? Onze voorouders hebben in de woestijn manna gegeten. Zo staat het in de Schrift: Brood uit de hemel gaf hij hun te eten.' 'Ik verzeker u,' zei Jezus, 'het was Mozes niet die u brood uit de hemel gaf, maar mijn Vader en hij geeft u nu het ware brood uit de hemel. Want het brood dat God geeft, is hij die uit de hemel neerdaalt en leven geeft aan de wereld.' Ze zeiden: 'Heer, geef ons dat brood, nu en altijd.' 'Ik ben het brood dat leven geeft,' antwoordde Jezus. 'Wie bij mij komt, zal nooit meer honger krijgen en wie in mij gelooft, zal nooit meer dorst krijgen. Maar ik heb u al gezegd: u gelooft niet, ook al hebt u mij gezien. Iedereen die de Vader aan mij toevertrouwt, zal bij mij komen, en niemand die bij me komt, zal ik afwijzen. Want ik ben uit de hemel neergedaald, niet om mijn eigen wil te doen, maar de wil van hem die mij gezonden heeft. En wat wil hij die mij gezonden heeft? Dat ik van hen die hij mij gegeven heeft, geen mens verloren laat gaan, maar dat ik ze allemaal op de laatste dag zal opwekken uit de dood. Want mijn Vader wil dat ieder die de Zoon ziet en in hem gelooft, eeuwig leven zal hebben en dat ik hem uit de dood zal opwekken op de laatste dag.'"
"De volgende dag zag de schare, die aan de andere zijde van de zee stond, dat daar geen ander scheepje was geweest dan een, en dat Jezus niet met zijn discipelen in dit schip gegaan was, maar dat zijn discipelen alleen waren weggevaren. Doch er kwamen andere scheepjes uit Tiberias bij de plaats, waar zij het brood gegeten hadden, nadat de Here gedankt had. Toen dan de schare zag, dat Jezus daar niet was en ook zijn discipelen niet, gingen ook zij in de scheepjes en kwamen te Kafarnaum om Jezus te zoeken. En toen zij Hem aan de overkant der zee vonden, zeiden zij tot Hem: Rabbi, wanneer zijt Gij hier gekomen? Jezus antwoordde hun en zeide: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, gij zoekt Mij, niet omdat gij tekenen gezien hebt, maar omdat gij van de broden gegeten hebt en verzadigd zijt. Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal; want op Hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt. Zij zeiden dan tot Hem: Wat moeten wij doen, opdat wij de werken Gods mogen werken? Jezus antwoordde en zeide tot hen: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, die Hij gezonden heeft. Zij zeiden dan tot Hem: Wat voor teken doet Gij dan, opdat wij mogen zien en U geloven? Wat voor werk doet Gij? Onze vaderen hebben het manna in de woestijn gegeten, zoals geschreven is: Brood uit de hemel gaf Hij hun te eten. Jezus zeide dan tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel; want dat is het brood Gods, dat uit de hemel nederdaalt en aan de wereld het leven geeft. Zij zeiden dan tot Hem: Here, geef ons altijd dit brood. Jezus zeide tot hen: Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten. Maar Ik heb u gezegd, dat gij niet gelooft, ook al hebt gij Mij gezien. Alles wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen, en wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Want Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft. En dit is de wil van Hem, die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren late gaan, maar het opwekke ten jongsten dage. Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage."
"De volgende dag stond de menigte weer aan de oever van het meer. Ze hadden gezien dat er maar één boot was en dat Jezus niet aan boord was gegaan, maar dat zijn leerlingen alleen vertrokken waren. Nu legden er andere boten uit Tiberias aan, dicht bij de plek waar ze het brood gegeten hadden nadat de Heer het dankgebed had uitgesproken. Toen de mensen zagen dat Jezus en zijn leerlingen er niet waren, stapten ze in die boten en voeren ze naar Kafarnaüm om hem te zoeken. Ze vonden hem aan de overkant van het meer en vroegen: 'Rabbi, wanneer bent u hier gekomen?' Jezus zei: 'Waarachtig, ik verzeker u: u zoekt me niet omdat u tekenen hebt gezien, maar omdat u brood gegeten hebt en verzadigd bent. U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft; de Mensenzoon zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft hem die volmacht gegeven.' Ze vroegen: 'Wat moeten we doen? Hoe doen we wat God wil?' 'Dit moet u voor God doen: geloven in hem die hij gezonden heeft, 'antwoordde Jezus. Toen vroegen ze: 'Welk wonderteken kunt u dan verrichten? Als we iets zien zullen we in u geloven. Wat kunt u doen? Onze voorouders hebben immers manna in de woestijn gegeten, zoals geschreven staat: "Brood uit de hemel heeft hij hun te eten gegeven."' Maar Jezus zei: 'Waarachtig, ik verzeker u: niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader; hij geeft u het ware brood uit de hemel. Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.' 'Geef ons altijd dat brood, Heer!' zeiden ze toen. 'Ik ben het brood dat leven geeft, 'zei Jezus. 'Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben. Maar ik heb u al gezegd dat u niet gelooft, ook al hebt u me gezien. Iedereen die de Vader mij geeft zal bij mij komen, en wie bij mij komt zal ik niet wegsturen, want ik ben niet uit de hemel neergedaald om te doen wat ik wil, maar om te doen wat hij wil die mij gezonden heeft. Dit is de wil van hem die mij gezonden heeft: dat ik niemand van wie hij mij gegeven heeft verloren laat gaan, maar dat ik hen allen laat opstaan op de laatste dag. Dit wil mijn Vader: dat iedereen die de Zoon ziet en in hem gelooft, eeuwig leven heeft, en dat ik hen op de laatste dag uit de dood zal opwekken.'"
"De volgende morgen kwamen weer heel veel mensen naar de plaats waar Jezus het brood had uitgedeeld. Zij dachten dat Hij daar nog zou zijn, omdat Zijn discipelen de vorige dag alleen waren weggevaren. Maar toen zij zagen dat Jezus er niet was, stapten zij in een paar boten die uit Tiberias waren gekomen en staken over naar Kapernaüm om Jezus te zoeken. Toen zij Hem daar vonden, vroegen zij: "Meester, wanneer bent U hier aangekomen?" "Ik weet wel waarom u Mij zoekt," antwoordde Hij. "U komt niet om de wonderen die u hebt gezien, maar omdat Ik u volop te eten heb gegeven. Maak u toch niet zo druk om gewoon voedsel. Het is zo verteerd en snel bedorven. Werk voor het voedsel, dat blijft en waardoor u eeuwig leven krijgt. Ik zal u dat geven. Dat heeft God Mij opgedragen." Zij vroegen: "Hoe kunnen wij doen wat God wil?" Jezus antwoordde: "U moet in Mij geloven. Dat is de wil van God, want Ik ben door Hem gestuurd." "Bewijs dat dan eens," zeiden zij. "Geef ons een teken van Uw macht. Wat doet U dan voor werk? Onze voorouders hadden in de woestijn steeds te eten. Er staat in de Boeken dat zij van Mozes brood uit de hemel kregen." Jezus zei: "Dat brood uit de hemel hebben zij niet van Mozes gekregen, maar van mijn Vader. Want het brood van God is Hij, Die uit de hemel is gekomen. Hij geeft het leven aan deze wereld." "Here," zeiden zij. "Dat brood willen wij altijd wel hebben." Jezus antwoordde: "Ik ben het brood dat leven geeft. Wie bij Mij komt, zal nooit meer honger krijgen. Wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst krijgen. U hebt Mij gezien en toch gelooft u Mij niet. Dat heb Ik u trouwens al eens eerder gezegd. Alle mensen die de Vader Mij geeft, zullen naar Mij toekomen. En als iemand bij Mij komt, zal Ik hem nooit wegsturen. Ik ben niet uit de hemel gekomen om mijn eigen wil te doen, maar de wil van God Die Mij gestuurd heeft. God wil niet dat Ik één van deze mensen, die Hij aan Mij gegeven heeft, verlies, maar dat Ik ze op de laatste dag uit de dood terughaal. Mijn Vader wil dat ieder die inziet wie Zijn Zoon is en op Hem vertrouwt, eeuwig leven heeft. Ik zal hen op de laatste dag uit de dood terughalen."
Lees deze Wat Jezus deed in:
- Engels
Vorige Wat Jezus Deed
3 mei 2026 | Johannes 6:34 |
2 mei 2026 | Johannes 6:32-33 |
1 mei 2026 | Johannes 6:30-31 |
30 april 2026 | Johannes 6:28-29 |
29 april 2026 | Johannes 6:27 |
28 april 2026 | Johannes 6:22-26 |
27 april 2026 | Johannes 6:21 |
← Home