Lees meer...

Gratis E-maildiensten!

Ontvang GRATIS dagelijks reflecties en meer via e-mail!

Dagelijkse Overdenking
Wat Jezus Deed
Dagelijks Christelijke Quote
Dagelijks Bijbelvers

 

Wat Jezus Deed

Dinsdag 8 april 2025

 

Matthëus 8:19-22

         
  • Statenvertaling
  • GNV
  • NBG 1951
  • NBV
  • Het Boek

"En er kwam een zeker Schriftgeleerde tot Hem, en zeide tot Hem: Meester! ik zal U volgen, waar Gij ook henengaat. En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge. En een ander uit Zijn discipelen zeide tot Hem: Heere! laat mij toe, dat ik eerst heenga, en mijn vader begrave. Doch Jezus zeide tot hem: Volg Mij, en laat de doden hun doden begraven."

"Op dat ogenblik kwam er een schriftgeleerde naar hem toe die zei: 'Meester, ik zal u volgen waar u maar heengaat.' Jezus antwoordde hem: 'Vossen hebben holen en vogels nesten, maar de Mensenzoon heeft nergens een plek om zijn hoofd neer te leggen.' Een ander, een van zijn leerlingen, vroeg hem: 'Heer, sta mij toe eerst mijn vader te begraven.' Maar Jezus zei tegen hem: 'Volg mij en laat de doden hun doden begraven.'"

"Maar een schriftgeleerde kwam op hem af en zei: 'Meester, ik zal u volgen waarheen u ook gaat.' Jezus zei tegen hem: 'De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.' Een ander, een van zijn leerlingen, zei: 'Heer, sta me toe eerst terug te gaan om mijn vader te begraven.' Maar Jezus zei tegen hem: 'Volg mij en laat de doden hun doden begraven.'"

"Maar een schriftgeleerde kwam op hem af en zei: 'Meester, ik zal u volgen waarheen u ook gaat.' Jezus zei tegen hem: 'De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.' Een ander, een van zijn leerlingen, zei: 'Heer, sta me toe eerst terug te gaan om mijn vader te begraven.' Maar Jezus zei tegen hem: 'Volg mij en laat de doden hun doden begraven.'"

"Op dat moment kwam er een godsdienstleraar naar Hem toe en zei: "Meester, ik ga met U mee. Het doet er niet toe waarheen." Jezus antwoordde: "Vossen hebben een hol en vogels een nest, maar Ik heb geen plaats om uit te rusten." Iemand anders, één van Zijn discipelen, vroeg: "Here, vindt U het goed dat ik pas weer met U meega nadat ik mijn vader heb begraven?" "Nee," antwoordde Jezus. "Ga met Mij mee. Laat de mensen die niet met God leven, hun eigen doden maar begraven."

 

Overdenking van vandaag:

Op het eerste gezicht, is Jezus ongewoon hard voor deze twee kandidaat-volgelingen. Jezus maakt echter duidelijk dat alles anders dan onze loyaliteit aan hem, ondergeschikt moet zijn aan het volgen van hem. Er mag geen enkele rivaal zijn voor de volledige heerschappij van Jezus op alle gebieden in ons leven.  

Zo'n leven is veeleisend en gebeurtenissen die daaruit volgen laten soms zelfs angstaanjagende elementen zien. Er is echter één ding dat dit leven krachtig en spannend maakt: de Heer heeft de leiding. Hij bepaalt de agenda. Hij bepaalt de sterkte. Hij geeft de bescherming. Hij werkt met kracht. Alles achterlaten, alles riskeren en alles opgeven klinkt als een behoorlijke opoffering, maar het is ook de deuropening tot het vinden van een almachtige Heiland die in alles toereikend is.

 

Gebed:

Heilige Heer, ik geef mijn hart, mijn leven, mijn bezittingen en mijn toekomst aan u. Leid me op de weg die u vreugde geeft en u de grootste trouw geeft in mijn gebruik van tijd, invloed, geld en capaciteiten. In Jezus' naam bid ik. Amen.

 

Contekst: Matthëus 8:18-34

         
  • Statenvertaling
  • GNV
  • NBG 1951
  • NBV
  • Het Boek

"En Jezus, vele scharen ziende rondom Zich, beval aan de andere zijde over te varen. En er kwam een zeker Schriftgeleerde tot Hem, en zeide tot Hem: Meester! ik zal U volgen, waar Gij ook henengaat. En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge. En een ander uit Zijn discipelen zeide tot Hem: Heere! laat mij toe, dat ik eerst heenga, en mijn vader begrave. Doch Jezus zeide tot hem: Volg Mij, en laat de doden hun doden begraven. En als Hij in het schip gegaan was, zijn Hem Zijn discipelen gevolgd. En ziet, er ontstond een grote onstuimigheid in de zee, alzo dat het schip van de golven bedekt werd; doch Hij sliep. En Zijn discipelen, bij [Hem] komende, hebben Hem opgewekt, zeggende: Heere, behoed ons, wij vergaan! En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij vreesachtig, gij kleingelovigen? Toen stond Hij op, en bestrafte de winden en de zee; en er werd grote stilte. En de mensen verwonderden zich, zeggende: Hoedanig een is Deze, dat ook de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn! En als Hij over aan de andere zijde was gekomen in het land der Gergesenen, zijn Hem twee, van den duivel bezeten, ontmoet, komende uit de graven, die zeer wreed waren, alzo dat niemand door dien weg kon voorbij gaan. En ziet, zij riepen, zeggende: Jezus, Gij Zone Gods! wat hebben wij met U [te] [doen]? Zijt Gij hier gekomen om ons te pijnigen voor den tijd? En verre van hen was een kudde veler zwijnen, weidende. En de duivelen baden Hem, zeggende: Indien Gij ons uitwerpt, laat ons toe, dat wij in die kudde zwijnen varen. En Hij zeide tot hen: Gaat heen. En zij uitgaande, voeren heen in de kudde zwijnen; en ziet, de gehele kudde zwijnen stortte van de steilte af in de zee, en zij stierven in het water. En die ze weidden, zijn gevlucht; en als zij in de stad gekomen waren, boodschapten zij al [deze] dingen, en wat den bezetenen [geschied] [was]. En ziet, de gehele stad ging uit, Jezus tegemoet; en als zij Hem zagen, baden zij, dat Hij uit hun landpalen wilde vertrekken."

"Toen Jezus zag dat er een menigte mensen om hem heen stond, gaf hij opdracht het meer over te steken. Op dat ogenblik kwam er een schriftgeleerde naar hem toe die zei: 'Meester, ik zal u volgen waar u maar heengaat.' Jezus antwoordde hem: 'Vossen hebben holen en vogels nesten, maar de Mensenzoon heeft nergens een plek om zijn hoofd neer te leggen.' Een ander, een van zijn leerlingen, vroeg hem: 'Heer, sta mij toe eerst mijn vader te begraven.' Maar Jezus zei tegen hem: 'Volg mij en laat de doden hun doden begraven.' Daarna stapte Jezus in de boot en zijn leerlingen volgden hem. Opeens begon het zo hevig te stormen op het meer, dat de golven over de boot sloegen. Jezus lag te slapen. Zijn leerlingen gingen naar hem toe en maakten hem wakker. 'Heer, red ons,' riepen ze, 'we vergaan!' Maar hij zei: 'Waarom zijn jullie zo bang? Wat is jullie geloof klein!' Hij stond op en sprak de wind en het meer streng toe, en het werd volkomen stil. De mensen waren verbaasd en vroegen zich af: 'Wat is dat voor iemand? Zelfs de wind en het meer gehoorzamen hem!' Toen hij aan de overkant was gekomen in het gebied van de Gadarenen, kwamen hem uit de richting van de begraafplaats twee bezetenen tegemoet; ze waren zo wild dat niemand over die weg durfde te gaan. Ze schreeuwden: 'Wat moet je van ons, Zoon van God? Ben je gekomen om ons te pijnigen al vóór de dag van het oordeel?' In de verte liep een grote kudde varkens op zoek naar voedsel. 'Als je ons wilt uitdrijven, stuur ons dan in die varkens,' vroegen de demonen hem. 'Weg jullie!' zei Jezus tegen hen. Ze kwamen uit de mannen en trokken in de varkens. Meteen stormde de hele kudde de helling af, het meer in, en alle varkens kwamen om in de golven. De varkenshoeders vluchtten. Ze gingen naar de stad en vertelden alles, ook wat er met de bezetenen gebeurd was. De hele stad liep uit, Jezus tegemoet. En toen ze hem zagen, vroegen ze hem hun gebied te verlaten."

"Toen Jezus een schare rondom Zich zag, beval Hij te vertrekken naar de overkant. En er kwam een schriftgeleerde tot Hem en zeide: Meester, ik zal U volgen, waar Gij ook heengaat. En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen. Een ander echter, een van zijn discipelen, zeide tot Hem: Here, sta mij toe eerst heen te gaan en mijn vader te begraven. Maar Jezus zeide tot hem: Volg mij en laat de doden hun doden begraven. En toen Hij in het schip ging, volgden zijn discipelen Hem. En zie, er kwam een grote onstuimigheid op de zee, zodat de golven over het schip sloegen; maar Hij sliep. En zij kwamen en maakten Hem wakker en zeiden: Here, help ons, wij vergaan! En Hij zeide tot hen: Waarom zijt gij bevreesd, kleingelovigen? Toen stond Hij op en bestrafte de winden en de zee, en het werd volkomen stil. En de mensen verwonderden zich en zeiden: Wat voor iemand is deze, dat ook de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn? Nadat Hij aan de overkant in het land der Gadarenen was gekomen, kwamen Hem twee bezetenen uit de grafsteden tegemoet, zeer gevaarlijke, zodat niemand langs die weg kon voorbijgaan. En zie, zij schreeuwden, zeggende: Wat hebt Gij met ons te maken, Zoon van God? Zijt Gij hier gekomen om ons voor de tijd te pijnigen? Nu werd er ver van hen een grote kudde zwijnen gehoed. De boze geesten smeekten Hem en zeiden: Indien Gij ons uitdrijft, laat ons dan in de kudde zwijnen varen. En Hij zeide tot hen: Gaat heen! Zij voeren uit en gingen in de zwijnen; en zie, de gehele kudde stormde langs de helling de zee in en zij kwamen om in het water. En de hoeders namen de vlucht en kwamen in de stad en berichtten alles, ook van de bezetenen. En zie, de gehele stad liep uit, Jezus tegemoet, en toen zij Hem zagen, drongen zij er bij Hem op aan hun gebied te verlaten."

"Toen Jezus de mensenmassa om zich heen zag, gaf hij bevel naar de overkant te varen. Maar een schriftgeleerde kwam op hem af en zei: 'Meester, ik zal u volgen waarheen u ook gaat.' Jezus zei tegen hem: 'De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.' Een ander, een van zijn leerlingen, zei: 'Heer, sta me toe eerst terug te gaan om mijn vader te begraven.' Maar Jezus zei tegen hem: 'Volg mij en laat de doden hun doden begraven.' Hij stapte in de boot en zijn leerlingen volgden hem. Plotseling begon het meer enorm te kolken, zodat de boot bijna door de golven werd verzwolgen. Maar Jezus sliep. Ze maakten hem wakker en riepen: 'Heer, red ons toch, we vergaan!' Hij zei tegen hen: 'Waarom hebben jullie zo weinig moed, kleingelovigen?' Toen stond hij op en sprak de wind en het water bestraffend toe, en het meer kwam geheel tot rust. De mensen zeiden vol verbazing: 'Wat is dit toch voor iemand, dat zelfs de wind en het water hem gehoorzamen?' Toen hij aan de overkant in het gebied van de Gadarenen kwam, liepen hem vanuit de grafspelonken twee bezetenen tegemoet. Ze waren zo gevaarlijk dat niemand daar langs durfde te gaan. Ze begonnen te schreeuwen en te roepen: 'Wat hebben wij met jou te maken, Zoon van God? Ben je hier gekomen om ons pijn te doen nog voordat de tijd daarvoor is aangebroken?' Een eind verderop liep een grote kudde varkens te grazen. De demonen smeekten hem: 'Als je ons uitdrijft, stuur ons dan naar die kudde varkens.' Hij antwoordde hun: 'Vooruit!' Ze verlieten de twee mannen en trokken in de varkens. Toen stormde de hele kudde van de steile helling af het meer in, en de dieren kwamen om in de golven. De varkenshoeders sloegen op de vlucht, en toen ze in de stad kwamen vertelden ze het overal rond, ook wat er met de bezetenen was gebeurd. Nu trok de hele stad uit, Jezus tegemoet. Toen ze hem gevonden hadden, verzochten ze hem dringend hun gebied te verlaten."

"Jezus zag dat er steeds meer mensen om Hem heen kwamen staan. Hij zei tegen Zijn discipelen dat zij zich moesten klaarmaken om over te steken naar de overkant van het meer. Op dat moment kwam er een godsdienstleraar naar Hem toe en zei: "Meester, ik ga met U mee. Het doet er niet toe waarheen." Jezus antwoordde: "Vossen hebben een hol en vogels een nest, maar Ik heb geen plaats om uit te rusten." Iemand anders, één van Zijn discipelen, vroeg: "Here, vindt U het goed dat ik pas weer met U meega nadat ik mijn vader heb begraven?" "Nee," antwoordde Jezus. "Ga met Mij mee. Laat de mensen die niet met God leven, hun eigen doden maar begraven." Hij stapte in de boot en ging met Zijn discipelen naar de overkant van het meer. Terwijl zij overvoeren, stak er plotseling een hevige storm op. De golven waren zo hoog dat ze over de boot sloegen. Jezus lag te slapen en werd er niet wakker van. De discipelen werden zó bang, dat zij Hem wakker maakten. "Here," schreeuwden ze. "Red ons! Wij vergaan!" Jezus zei: "Waarom zijn jullie zo bang? Hebben jullie zo weinig vertrouwen?" Hij ging staan en zei tegen de wind en de golven dat zij moesten ophouden. Het werd doodstil. De discipelen wisten niet wat ze zagen. "Wie is Hij toch?" vroegen zij zich af. "Zelfs de wind en de golven doen wat Hij zegt!" Toen Jezus aan de andere kant van het meer kwam, in de streek van de Gadarenen, kwamen er twee mannen op Hem af, die beheerst werden door boze geesten. De mannen woonden in graven die in de rotsen waren uitgehouwen en waren zo gevaarlijk, dat niemand bij hen in de buurt durfde te komen. "Wat wilt U van ons, Zoon van God?" schreeuwden zij. "U hebt het recht niet ons nu al te kwellen!" In de verte liep een grote troep varkens eten te zoeken. "Als U ons toch wegjaagt, stuur ons dan in die varkens," smeekten de boze geesten. "Goed," zei Jezus. "Ga!" De geesten verlieten de twee mannen en gingen in de varkens. Alle varkens stormden de steile helling af en verdronken in het meer. De varkenshoeders vluchtten naar een nabijgelegen stad en vertelden wat er allemaal was gebeurd. Het verhaal over de twee bezetenen bracht grote opschudding teweeg. De hele stad liep uit, naar Jezus toe. Toen zij bij Hem kwamen, vroegen zij Hem dringend weg te gaan."

 

Lees deze Wat Jezus deed in:
- Engels

 

Vorige Wat Jezus Deed

7 april 2025 Matthëus 8:18
6 april 2025 Matthëus 8:16-17
5 april 2025 Matthëus 8:14-15
4 april 2025 Matthëus 8:10-13
3 april 2025 Matthëus 8:5-9
2 april 2025 Matthëus 8:3-4
1 april 2025 Matthëus 8:1-2
 

Home