Vrijdag 28 mei 2027
Lukas 8:51-53
"En als Hij in het huis kwam, liet Hij niemand inkomen, dan Petrus, en Jakobus, en Johannes, en den vader en de moeder des kinds. En zij schreiden allen, en maakten misbaar over hetzelve. En Hij zeide: Schreit niet; zij is niet gestorven; maar zij slaapt. En zij belachten Hem, wetende, dat zij gestorven was."
"Toen hij het huis binnenging, wilde hij niet dat iemand met hem mee ging, behalve Petrus, Johannes en Jakobus, en de vader van het meisje en haar moeder. Iedereen huilde en treurde om haar. Maar hij zei: 'Huil niet, ze is niet dood, ze slaapt alleen maar.' Ze vonden het bespottelijk wat hij zei, want ze wisten dat ze dood was. Maar"
"Toen hij bij het huis kwam, stond hij niemand toe om met hem naar binnen te gaan behalve Petrus, Johannes en Jakobus, en de vader en moeder van het meisje. Alle aanwezigen waren aan het weeklagen en sloegen zich van verdriet op de borst. Hij zei: 'Houd op met klagen, want ze is niet gestorven maar slaapt.' Ze lachten hem uit, omdat ze wisten dat ze gestorven was."
"Toen hij bij het huis kwam, stond hij niemand toe om met hem naar binnen te gaan behalve Petrus, Johannes en Jakobus, en de vader en moeder van het meisje. Alle aanwezigen waren aan het weeklagen en sloegen zich van verdriet op de borst. Hij zei: 'Houd op met klagen, want ze is niet gestorven maar slaapt.' Ze lachten hem uit, omdat ze wisten dat ze gestorven was."
"Zij kwamen bij het huis aan en Jezus wilde niet dat iemand met Hem mee naar binnen ging behalve Petrus, Jakobus en Johannes en de ouders van het meisje. Er waren allemaal mensen aan het huilen en jammeren om de dood van het kind. "Maak toch niet zoveel lawaai!" zei Jezus. "Houd op met huilen. Zij is niet dood; ze slaapt alleen maar." De mensen lachten Hem in Zijn gezicht uit, want zij wisten zeker dat het meisje dood was."
Overdenking van vandaag:
Van het wonder dat wordt beschreven in de verzen die volgen zijn slechts een paar goed gekozen mensen getuige - moeder, vader, Petrus, Jacobus en Johannes. Waarom? Jezus deed geen wonderen om te pronken, om geld in te zamelen of om een volgeling met moeite te winnen.
Jezus heeft zijn wonderen verricht om Gods liefde te tonen voor gebroken mensen. Dit was een moment van verdriet en hartzeer. Het was ook een moment van ongelooflijke vreugde en verwondering. Jezus was er niet op uit om de menigte te laten domineren en dit moment te kapen van Jaïrus en zijn vrouw. Echter, Jezus onthult aan de gekozen mensen dat in zijn aanwezigheid overlijden enkel slapen wordt.
Gebed:
Hemelse Vader, geef me vertrouwen om te geloven dat, door mijn vertrouwen in uw Zoon, overlijden een kort afscheid wordt en niet een permanente scheiding. In Jezus' naam. Amen.
Contekst: Lukas 8:40-56
"En het geschiedde, als Jezus wederkeerde, dat Hem de schare ontving; want zij waren allen Hem verwachtende. En ziet, er kwam een man, wiens naam was Jairus, en hij was een overste der synagoge; en hij viel aan de voeten van Jezus, en bad Hem, dat Hij in zijn huis wilde komen. Want hij had een enige dochter, van omtrent twaalf jaren, en deze lag op haar sterven. En als Hij heenging, zo verdrongen Hem de scharen. En een vrouw, die twaalf jaren lang den vloed des bloeds gehad had, welke al haar leeftocht aan medicijnmeesters ten koste gelegd had; en van niemand had kunnen genezen worden, Van achteren tot Hem komende, raakte den zoom Zijns kleeds aan; en terstond stelpte de vloed haars bloeds. En Jezus zeide: Wie is het, die Mij heeft aangeraakt? En als zij het allen miszaakten, zeide Petrus en die met hem waren: Meester, de scharen drukken en verdringen U, en zegt Gij: Wie is het, die Mij aangeraakt heeft? En Jezus zeide: Iemand heeft Mij aangeraakt; want Ik heb bekend, dat kracht van Mij uitgegaan is. De vrouw nu, ziende, dat zij niet verborgen was, kwam bevende, en voor Hem nedervallende, verklaarde Hem voor al het volk, om wat oorzaak zij Hem aangeraakt had, en hoe zij terstond genezen was. En Hij zeide tot haar: Dochter, wees welgemoed, uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede. Als Hij nog sprak, kwam er een van [het] [huis] des oversten der synagoge, zeggende tot hem: Uw dochter is gestorven; zijt den Meester niet moeielijk. Maar Jezus, [dat] horende, antwoordde hem, zeggende: Vrees niet, geloof alleenlijk, en zij zal behouden worden. En als Hij in het huis kwam, liet Hij niemand inkomen, dan Petrus, en Jakobus, en Johannes, en den vader en de moeder des kinds. En zij schreiden allen, en maakten misbaar over hetzelve. En Hij zeide: Schreit niet; zij is niet gestorven; maar zij slaapt. En zij belachten Hem, wetende, dat zij gestorven was. Maar als Hij ze allen uitgedreven had, greep Hij haar hand en riep, zeggende: Kind, sta op! En haar geest keerde weder, en zij is terstond opgestaan; en Hij gebood, dat men haar te eten geven zoude. En haar ouders ontzetten zich; en Hij beval hun, dat zij niemand zouden zeggen hetgeen geschied was."
"Bij zijn terugkeer werd Jezus door een hele menigte opgewacht, want iedereen had naar hem uit staan kijken. Toen kwam er een man aan die Jaïrus heette. Hij was een van de bestuurders van de synagoge. Hij viel voor Jezus op de knieen en smeekte hem met hem mee naar huis te gaan, want zijn enige kind lag op sterven, een meisje van twaalf jaar. Onder hen was een vrouw die al twaalf jaar aan bloedingen leed; niemand had haar kunnen genezen. Het lukte haar hem van achteren te naderen en de kwast van zijn mantel aan te raken. Meteen hield de bloeding op. 'Wie heeft mij aangeraakt?' vroeg Jezus. Iedereen zei dat hij het niet was en Petrus merkte op: 'Meester, de mensen dringen van alle kanten tegen u aan.' Maar Jezus zei: 'Iemand heeft mij aangeraakt, want ik voelde dat er kracht uit me wegstroomde.' Toen de vrouw zag dat het hem niet ontgaan was, kwam ze bevend naar voren en viel voor hem neer. Toen vertelde ze, ten overstaan van al die mensen, waarom ze hem had aangeraakt en hoe ze op hetzelfde ogenblik was genezen. 'Uw geloof heeft u gered, mijn kind,' zei hij tegen haar, 'ga in vrede.' Hij was nog niet uitgesproken of iemand uit het huis van de synagogebestuurder kwam met de boodschap: 'Uw dochter is gestorven; val de meester maar niet langer lastig.' Maar Jezus hoorde het en zei tegen Jaïrus: 'Wees niet bang; geloof, en zij zal gered worden.' Toen hij het huis binnenging, wilde hij niet dat iemand met hem mee ging, behalve Petrus, Johannes en Jakobus, en de vader van het meisje en haar moeder. Iedereen huilde en treurde om haar. Maar hij zei: 'Huil niet, ze is niet dood, ze slaapt alleen maar.' Ze vonden het bespottelijk wat hij zei, want ze wisten dat ze dood was. Maar Jezus pakte haar bij de hand en riep: 'Meisje, sta op!' Haar levensgeesten keerden terug en ze stond onmiddellijk op. En hij zei dat men haar te eten moest geven. Haar ouders stonden versteld. Hij verbood hun ook maar iemand te zeggen wat er gebeurd was."
"Toen Jezus terugkeerde, wachtte de schare Hem op, want zij zagen allen naar Hem uit. En zie, er kwam een man, genaamd Jairus, en deze was een overste der synagoge. En hij viel neder aan de voeten van Jezus en smeekte Hem naar zijn huis te komen, omdat zijn enige dochter, die ongeveer twaalf jaar oud was, op sterven lag. Terwijl Hij erheen ging, drongen de scharen op Hem aan. En een vrouw, die sinds twaalf jaren aan bloedvloeiing leed en door niemand kon genezen worden, kwam van achteren tot Hem en raakte de kwast van zijn kleed aan, en terstond hield haar vloeiing op. En Jezus zeide: Wie is het, die Mij heeft aangeraakt? En terwijl allen het ontkenden, zeide Petrus: Meester, de scharen drukken en verdringen U. Maar Jezus zeide: Iemand heeft Mij aangeraakt, want Ik heb kracht van Mij voelen uitgaan. Toen de vrouw zag, dat zij niet onopgemerkt bleef, kwam zij bevende nader, viel voor Hem neer en verhaalde Hem, voor al het volk, om welke reden zij Hem aangeraakt had en dat zij terstond beter was geworden. En Hij zeide tot haar: Dochter, uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede. Terwijl Hij nog sprak, kwam er iemand van de overste der synagoge met de boodschap: Uw dochter is gestorven, val de Meester niet meer lastig! Maar Jezus hoorde het en antwoordde hem: Wees niet bevreesd, geloof alleen, en zij zal behouden worden. Toen Hij aan het huis gekomen was, stond Hij niemand toe met Hem naar binnen te gaan dan Petrus, Johannes en Jakobus en de vader van het kind en de moeder. Allen nu weenden en weeklaagden over haar. Doch Hij sprak: Weent niet; zij is niet gestorven, maar zij slaapt. En zij lachten Hem uit, omdat zij wisten, dat zij gestorven was. Maar Hij vatte haar hand en riep, zeggende: Kind, sta op! En haar geest keerde terug en zij stond dadelijk op en Hij beval, dat men haar te eten zou geven. En haar ouders stonden versteld, maar Hij verbood hun tot iemand te spreken over hetgeen geschied was."
"Toen Jezus terugkeerde, werd hij door de menigte opgewacht; iedereen stond naar hem uit te kijken. Er was ook een man onder hen die Jaïrus heette, een leider van een synagoge. Hij kwam op Jezus af, viel aan zijn voeten neer en smeekte hem mee te gaan naar zijn huis, want hij had een dochter van ongeveer twaalf jaar oud, die op sterven lag; ze was zijn enige kind. Toen Jezus op weg ging, begonnen de mensen van alle kanten te duwen. Een vrouw die al twaalf jaar aan bloedverlies leed–en door niemand genezen had kunnen worden, al had ze haar hele kapitaal aan artsen uitgegeven– naderde hem van achteren en raakte de zoom van zijn bovenkleed aan; meteen hield de bloedvloeiing op. Jezus vroeg: 'Wie heeft mij aangeraakt?' Iedereen ontkende de aanraking en Petrus zei: 'Meester, de mensen om u heen staan te duwen en te dringen!' Maar Jezus zei: 'Iemand heeft me aangeraakt, want ik heb kracht uit me voelen wegstromen.' Toen het de vrouw duidelijk werd dat haar aanraking niet onopgemerkt was gebleven, kwam ze trillend naar voren, viel voor hem neer en legde ten overstaan van de hele menigte uit waarom ze hem had aangeraakt en hoe ze meteen was genezen. Hij zei tegen haar: 'Uw geloof heeft u gered; ga in vrede.' Nog voor hij uitgesproken was, kwam er iemand uit het huis van Jaïrus tegen de leider van de synagoge zeggen: 'Uw dochter is gestorven. Val de meester niet langer lastig.' Maar Jezus hoorde het en zei: 'Wees niet bang, maar geloof, dan zal ze worden gered.' Toen hij bij het huis kwam, stond hij niemand toe om met hem naar binnen te gaan behalve Petrus, Johannes en Jakobus, en de vader en moeder van het meisje. Alle aanwezigen waren aan het weeklagen en sloegen zich van verdriet op de borst. Hij zei: 'Houd op met klagen, want ze is niet gestorven maar slaapt.' Ze lachten hem uit, omdat ze wisten dat ze gestorven was. Hij nam haar hand vast en zei met luide stem: 'Meisje, sta op!' Haar levensadem keerde terug en ze stond meteen op. Hij gaf opdracht haar iets te eten te geven. Haar ouders waren verbijsterd; hij gebood hun tegen niemand te zeggen wat er was gebeurd."
"Aan de overkant van het meer ontvingen de mensen Hem met open armen. Zij hadden op Hem gewacht. Er kwam een man naar Hem toe die voor Hem neerviel. Het was Jaïrus, de leider van een synagoge. Hij smeekte of Jezus wilde meegaan naar zijn huis. Zijn enige kind, een meisje van twaalf jaar, lag op sterven. Jezus ging met hem mee en baande Zich een weg door de opdringende mensenmenigte. Onderweg slaagde een vrouw erin bij Hem te komen en Hem van achteren aan te raken. Twaalf jaar lang had zij voortdurend bloed verloren. Niemand had haar kunnen genezen. Maar zodra zij de kwast van Jezus' mantel aanraakte, hield het bloeden op. "Wie heeft Mij aangeraakt?" vroeg Jezus. De mensen zeiden allemaal dat ze Hem niet hadden aangeraakt. "Maar Meester," protesteerde Petrus, "De mensen dringen immers van alle kanten tegen U op!" Maar Jezus hield vol: "Er is iemand die Mij opzettelijk heeft aangeraakt, want Ik voelde dat er kracht uit Mij ging." Toen tot de vrouw doordrong dat Jezus het wist, kwam zij naar voren. Bevend viel zij voor Hem neer en vertelde waarom zij Hem had aangeraakt en dat zij nu genezen was. Allen die erbij stonden, hoorden het. "U bent genezen door uw geloof," zei Hij. "Ga in vrede." Iemand uit het huis van Jaïrus kwam vertellen dat het zieke kind al gestorven was. "Het heeft geen zin de Meester nog langer lastig te vallen." zei hij. Jezus hoorde wat er was gebeurd en zei tegen de vader: "Wees niet bang! Heb vertrouwen in Mij, want het meisje zal weer helemaal gezond worden." Zij kwamen bij het huis aan en Jezus wilde niet dat iemand met Hem mee naar binnen ging behalve Petrus, Jakobus en Johannes en de ouders van het meisje. Er waren allemaal mensen aan het huilen en jammeren om de dood van het kind. "Maak toch niet zoveel lawaai!" zei Jezus. "Houd op met huilen. Zij is niet dood; ze slaapt alleen maar." De mensen lachten Hem in Zijn gezicht uit, want zij wisten zeker dat het meisje dood was. Jezus ging naar haar toe, nam haar bij de hand en riep: "Sta op, meisje!" Op dat moment keerde het leven in haar terug en stond zij op. "Geef haar wat te eten," zei Hij. De ouders wisten niet wat zij zagen. Jezus wilde niet dat zij iemand zouden vertellen wat er gebeurd was."
Lees deze Wat Jezus deed in:
- Engels
Vorige Wat Jezus Deed
27 mei 2027 | Lukas 8:49-50 |
26 mei 2027 | Lukas 8:45-48 |
25 mei 2027 | Lukas 8:43-44 |
24 mei 2027 | Lukas 8:40-42 |
23 mei 2027 | Lukas 8:38-39 |
22 mei 2027 | Lukas 8:34-37 |
21 mei 2027 | Lukas 8:30-33 |
← Home