Maandag 4 maart 2024
Kolossensen 3:4
"Wanneer [nu] Christus zal geopenbaard zijn, Die ons leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid." (Col 3:4 STV)
"Maar wanneer Christus, die uw leven is, zal verschijnen, zult ook u met hem verschijnen in heerlijkheid."
"Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid."
"En wanneer Christus, uw leven, verschijnt, zult ook u, samen met hem, in luister verschijnen."
"Eens wanneer Christus, Die ons leven is, zichtbaar voor iedereen zal terugkomen, zal blijken dat ook u deel hebt aan Zijn glorierijke macht."
Overdenking van vandaag:
Mijn wereld is heden mooi - goed weer, prachtige kerk, liefdevolle echtgenoot/echtgenote, fantastische kinderen en gezegend met alles wat ik echt nodig heb. Maar dit zal veranderen. Het leven is begrensd met sterfelijkheid. Liefde is verbonden met imperfecte mensen. Scheiding door geografische afstand, onenigheid en dood zullen in zekere mate plaatsvinden.
De ongelooflijke zegen die ik heb in Christus is echter dat mijn ware en eeuwige leven verborgen is met Christus in God. Dus terwijl dingen misschien goed zijn in mijn leven nu, zijn ze altijd kwetsbaar om aangeraakt te worden door sterfte. Wanneer Christus komt, zullen zij glorieus perfect en onbevlekt zijn door kwaad, dood of verval. Dat is goed nieuws!
Gebed:
Heilige en Rechtvaardige God, dank u voor uw overweldigende en genereuze genade die me redde van de zonde. Dank u voor Jezus, wiens de opstanding uit de doden mijn opstanding verzekert om te leven met u, en de opstandingsreünie die ik zal hebben met allen die tot u behoren. Tot die dag dat ik u persoonlijk kan loven, aanvaard alstublieft mijn dank en lof in Jezus' naam. Amen.
Lees deze overdenking in:
- Engels
- Spaans
- Portugees
Vorige Overdenkingen
3 maart 2024 | 1 Korinthiërs 3:3 |
2 maart 2024 | Matthëus 3:1-2 |
1 maart 2024 | 1 Johannes 3:1 |
29 februari 2024 | Lukas 2:29-30 |
28 februari 2024 | Jeremia 2:28 |
27 februari 2024 | Daniël 2:27-28 |
26 februari 2024 | Jakobus 2:26 |
← Home